Symposium Koude Oorlog

In samenwerking met het NIMH en het War Studies Reseach Center organiseerde de Koninklijke Vereniging ter Beoefening van de Krijgswetenschap (KVBK) op dinsdag 4 juni een symposium over het vijandbeeld tijdens de Koude Oorlog. NIMH-onderzoekers Jan Hoffenaar, Quirijn van der Vegt en Anselm van der Peet gaven een lezing over hun onderzoek naar dit vijandbeeld. 

Worst case

Het symposium vond plaats in het Wijnhavengebouw, op de campus van Universiteit Leiden in Den Haag. Na de opening van Richard Tieskens, hoofdredacteur van de Militaire Spectator, was het woord aan Jan Hoffenaar. Zijn lezing betrof het vijandbeeld zoals het was vormgegeven door de inlichtingendienst van de Koninklijke Landmacht. Het Eerste Legerkorps wist tijdens de hele Koude Oorlog niet welke eenheden het bij een grootschalig conflict met het Warschaupact tegenover zich zou krijgen. Zeker in de beginjaren 1950 ging de Koninklijke Landmacht daarom uit van worst case scenario’s. Maar ook in latere jaren, toen de kans op een bewust begonnen alles vernietigende kernoorlog lager werd ingeschat, moest zij met het ergste rekening blijven houden. Duidelijk is in elk geval dat het Nederlandse legerkorps aan de grens met Oost-Duitsland in de frontlinie van een van de twee vijandelijke opmarsroutes lag. Minder duidelijk is welke Warschaupacteenheden in een tweede aanvalsgolf richting Nederland moesten doorstoten. Waren het Polen, Oost-Duitsers of toch Russen?

LUID

De tweede spreker, Quirijn van der Vegt, ging in op hetzelfde vijandbeeld, maar dan bezien vanuit het oogpunt van de Koninkelijke Luchtmacht. Hier speelde de Luchtmacht Inlichtingendienst (LUID) een sleutelrol bij het in kaart brengen van de offensieve en defensieve mogelijkheden van het Warschaupact. Daarbij liet de LUID zich in eerste instantie leiden door hun Amerikaanse collega's, maar gaandeweg ontwikkelde de dienst een eigen, kritischere blik. In het geval van een Derde Wereldoorlog lag, zo vertelde Van der Vegt, het voornaamste operatiegebied van de squadrons in de noordelijke helft van Centraal-Europa. In de jaren '50 heerste het beeld van het verdedigen tegen een communistische verrassingsaanval met kernwapens. Later veranderde dat naar een beeld van dreiging van een voorbereide aanval met conventionele middelen. 

Tunnelvisie

De laatste NIMH-spreker was Anselm van der Peet. In zijn onderzoek ligt de focus op onderzeebootbestrijding en het vijandbeeld dat daarbij paste. In de Koude Oorlog gingen Westerse vijandbeelden er lange tijd van uit dat in geval van oorlog, de Sovjet-Unie met haar omvangrijke onderzeebootvloot de zeelijnen in de Atlantische Oceaan zou aangrijpen. Westerse marines en hun inlichtingendiensten spiegelden hun eigen ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog aan de verwachtingen die ze hadden van de gestaag grotere, modernere en zwaarder bewapende Rode Vloot. Dit leidde tot een tunnelvisie bij de Nederlandse zeestrijdkrachten en hun belangrijkste bondgenoten, de Britse Royal Navy en de US Navy, waarbij zij de marinevloot van de Sovjet-Unie groter en slagvaardiger inschatten dan het in werkelijkheid bleek te zijn. Deze visie was overigens ook bij de Landmacht en Luchtmacht aanwezig.

Q&A

Na een korte pauze nam Niels (zonder achternaam) van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst het woord om ook het huidige vijandbeeld ten opzichte van Rusland aan de kaart te stellen. Als afsluiter was Thijs Brocades Zaalberg aan de beurt voor een reflecterende discussie, afgesloten met een Q&A met alle sprekers.