Cambodian Mine Action Centre (CMAC)

Duur missie: 15 juli 1993 - 1 oktober 2000
Aantal militairen: 25
Dodelijke slachtoffers: geen
Dapperheidsonderscheidingen: geen

Achtergronden

In 1954 viel het Franse koloniale rijk in Zuidoost-Azië uiteen en werd de Franse kolonie Cambodja onafhankelijk. De Cambodjaanse vorst Norodom Sihanouk gaf na de onafhankelijkheid het koningschap op om eerst premier en vervolgens president te worden. Sihanouk zag zijn positie in de jaren zestig ernstig bedreigd door zowel linkse als rechtse groeperingen. Hij werd na een rechtse staatsgreep in 1970 afgezet. Royalisten en communisten organiseerden zich in militante verzetsbewegingen. De harde kern van het verzet werd gevormd door de communistische Rode Khmer die hulp kreeg van Noord-Vietnam. De rechtse regering verloor al snel de greep op het land en in april 1975 trok de Rode Khmer hoofdstad Phnom Penh binnen. Het jaar daarop wierp Pol Pot zich op als de onbetwiste leider van de Rode Khmer. Hij sloot Cambodja van de buitenwereld af en voerde een meedogenloze politieke en sociale revolutie door. Naar schatting kostte dit schrikbewind meer dan een miljoen Cambodjanen het leven.

In oude glorie herstellen

De Rode Khmer wenste het verloren gegane middeleeuwse Khmer-rijk in zijn oude glorie te herstellen ten koste van de buurlanden Vietnam, Laos en Thailand. Vietnam koos daarop de kant van het Cambodjaanse verzet tegen het bloedige regime van Pol Pot. Die steun nam zulke vormen aan dat de Vietnamese troepen in 1979 op hun beurt Phnom Penh innamen. De verdreven Rode Khmer begon een felle guerrilla tegen het nieuwe pro-Vietnamese bewind. Ook de royalisten van Sihanouk, de zogeheten Witte Khmer, zetten hun militaire acties voort. Het duurde nog tien jaar voordat het Cambodjaanse verzet en de door Vietnam gesteunde Cambodjaanse regering bereid waren hun meningsverschillen aan de onderhandelingstafel op te lossen.

Het Nederlandse aandeel

De Verenigde Naties (VN) vroegen, na het Vredesakkoord van Parijs, enkele landen deel te nemen aan de United Nations Advance Mission in Cambodia (UNAMIC). Nederland willigde dit verzoek in en stuurde in januari 1992 een zevental militairen naar Cambodja. Twee van hen werden ingedeeld bij de Mine Clearance and Training Unit (MCTU) van UNAMIC. UNAMIC werd later het United Nations Transitional Authority in Cambodia (UNTAC).

De VN verlengden, na het einde van UNTAC op 24 september 1993, het mandaat van de MTCU tot 30 november 1993. Als overkoepelende organisatie voor alle activiteiten met betrekking tot het ruimen van mijnen in Cambodja was in juni 1992 bovendien het Cambodian Mine Action Centre (CMAC) opgericht. In 1992 werden door het CMAC 1.900 mijnenvelden gemarkeerd, verspreid over 3.700 vierkante kilometer, een zesde deel van het land. Naar schatting lagen er tussen de vier en zes miljoen landmijnen in Cambodja. Daarnaast was het land bezaaid met allerlei andere explosieven, waaronder Amerikaanse bommen uit de Vietnamoorlog. Het CMAC had de volgende vier hoofdtaken: training van personeel ten behoeve van Mine/Unexploded Ordnance (UXO) Clearence, verzorging van Mine/UXO Awareness voor de Cambodjaanse bevolking, mijnenvelden verifiëren en markeren en ten slotte de mijnenvelden en UXO te ruimen.

Vergroot afbeelding Kleurenfoto, een militair in camouflagekleding zit op zijn hurken naast een Cambodjaan die op zijn buik op de grond ligt, de Cambodjaan prikt in de grond, achter hen een witte VN-wagen.
Beeld: ©NIMH / Centrum voor Audiovisuele Dienstverlening Koninklijke Marine
Tijdens een operatie in Cambodja geeft een Nederlandse instructeur van de Explosieven Opruimingsdienst instructies aan een Cambodjaan.

Mijnen ruimen

De VN besloten het CMAC na het vertrek van UNTAC onder Cambodjaanse leiding te handhaven om het werk van de MTCU vanaf november 1993 voort te zetten. Naast het CMAC waren er ook drie niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) voor het mijnenruimen actief in Cambodja, te weten: de Mines Advisory Group (MAG), Halo Trust en Cofras-Cidev. De VN vroegen donorlanden om instructeurs voor het CMAC. Deze technical advisors moesten het kader van de Cambodjaanse mijnenruimteams opleiden. Het Ministerie van Defensie was bereid voor langere tijd twee instructeurs – een officier en een onderofficier – te leveren. In de praktijk zou het aantal Nederlandse instructeurs echter van één tot drie variëren. Het totale aantal buitenlandse CMAC-instructeurs bedroeg in april 1994 28 personen. Geleidelijk wijzigde de taak van de instructeurs van leidinggevend naar puur adviserend. Het aantal instructeurs werd daarom in oktober 1995 gereduceerd tot achttien en vanaf mei 1996 resteerden er tien. Nederland verminderde in december 1995 zijn bijdrage tot één militair.

Hulp van honden

Vanaf augustus 1997 beschikte het CMAC over een nieuw Training Center in Kampong Chhnang, dat meer dan honderd kilometer ten noorden van Phnom Penh lag. Hier konden vier pelotons (120 rekruten) mijnenruimers gelijktijdig worden opgeleid. Naast het opleiden van deminers, werden er tevens opleidingen verzorgd voor de EOD-teams, mine teams en survey- en marking teams.

Gedurende dit jaar verschenen eveneens de eerste honden op het toneel. Deze dieren konden door hun reukvermogen de precieze omvang van de mijnenvelden bepalen. Voor de komst van de honden bleek dit met regelmaat lastig vast te stellen. Van het verdachte gebied was vaak maar 15 tot 25% bemijnd. Door de inzet van de viervoeters nam de efficiëntie van de mijnenruimers toe.

Werk vol gevaren

Het werk was echter niet zonder gevaar. Naast de voor de hand liggende dreigingen van mijnen en onbetrouwbare explosieven, zag de Rode Khmer de deminers als legitieme oorlogsdoelen. Zo werden enkele leden van de MAG in 1996 door de Rode Khmer gegijzeld.

Vanaf 1 oktober 1997 stelde Nederland nog een verbindingsspecialist (onderofficier) beschikbaar. Als onderdeel van een verbindingsgroep van vier personen begeleidde en adviseerde deze functionaris Cambodjaanse collega’s in het onderhouden van de verbindingen tussen alle CMAC-locaties. Daarnaast beheerde de groep al het verbindingsmaterieel binnen CMAC. De beide Nederlanders kregen eind januari 1998 gezelschap van nog een onderofficier. Het aantal buitenlandse stafleden bij CMAC steeg na mei 1996 weer tot 50 personen, terwijl CMAC in februari 1999 een omvang had van 2.900 personen, het overgrote deel (2.600) Cambodjaanse mijnenruimers. Eind 2000 had het CMAC voornamelijk behoefte aan managementadviezen. Dit deed, samen met de geïsoleerde leef- en werkomstandigheden van het Defensiepersoneel, Nederland besluiten de bijdrage aan CMAC met ingang van 1 oktober 2000 te beëindigen.