European Union Police Mission Kinshasa (EUPOL Kinshasa)

Duur missie: 31 maart 2005 - 1 oktober 2005; 9 januari 2006 - 21 december 2006
Aantal militairen: 5
Dodelijke slachtoffers: geen
Dapperheidsonderscheidingen: geen

Achtergronden

Het Grote Merengebied omvat Rwanda, Burundi, Oeganda, (het oosten van) Congo, (delen van westelijk) Tanzania en Kenia. Het is een van de dichtstbevolkte gebieden van Afrika. De vulkanische grond behoort tot de meest vruchtbare van het continent. Het gebied is hoger gelegen dan de omringende landen, waardoor het klimaat, anders dan in de rest van Midden-Afrika, subtropisch aandoet. Tropische ziekten komen daardoor in deze regio minder voor dan in andere delen van Afrika.

De eerste Europese ontdekkingsreizigers arriveerden in het midden van de negentiende eeuw in het gebied. Vanaf ongeveer 1880 werd Afrika het doelwit van een ongekende Europese expansiedrift. De eerdere informele invloed van de Europese mogendheden, gebaseerd op militaire en economische overheersing, maakte plaats voor direct koloniaal bestuur. Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en België verdeelden het Grote Merengebied. Het huidige Oeganda en Kenia kwamen in Britse handen; Duitsland claimde Rwanda, Burundi en Tanzania; terwijl de toenmalige koning van België, Leopold II, Congo als persoonlijk bezit verwierf (in 1908 ging de kolonie over naar de Belgische staat). Na de Eerste Wereldoorlog verloor Duitsland zijn Afrikaanse bezittingen. Het moest Tanzania aan het Verenigd Koninkrijk afgestaan en Rwanda en Burundi kwamen in Belgische handen.

Tegenstellingen Hutu's en Tutsi's

In het Grote Merengebied vormden de Hutu’s en de Tutsi’s de belangrijkste bevolkingsgroepen. Tutsi’s leefden veelal van de veeteelt; Hutu’s van de landbouw. Doordat het bezit van vee meer aanzien genoot, vormden Tutsi’s van oudsher de aristocratie. Tegenstellingen tussen deze groepen in Rwanda, Burundi, oostelijk Congo en in veel mindere mate ook in Oeganda zouden uiteindelijk het hele Grote Merengebied destabiliseren. Deze ontstonden doordat de Europese koloniale bestuurders de onderlinge verschillen tussen de Hutu’s en de Tutsi’s uitlegden als een feodale indeling van de maatschappij. In hun ogen vormden Tutsi’s de sociaaleconomisch elite en bewerkte de Hutu-meerderheid als horige boer het land. De Europeanen meenden ook duidelijke etnische verschillen tussen Hutu’s en Tutsi’s te onderkennen. Met name in Rwanda en Burundi versterkten de kolonisten het onderscheid tussen beide bevolkingsgroepen. Tutsi’s kregen er bijvoorbeeld betere banen en meer privileges. Op deze wijze gebruikten de Belgische en Duitse kolonisten de Tutsi-elite om hun greep op het land te vergroten, waardoor het sociale evenwicht tussen de twee bevolkingsgroepen verloren ging.

Vergroot afbeelding Kleurenfoto, een man met snor, gekleed in een blauw uniform, zit in een zwarte auto achter het stuur.
Beeld: ©NIMH / Audiovisuele Dienst Defensie/Mediacentrum Defensie
De Nederlandse opperwachtmeester van de Koninklijke Marechaussee in Kinshasa.

Congo/Zaïre

Congo werd in 1960 onafhankelijk. In de eerste jaren teisterde een machtsstrijd tussen de president en de premier het jonge land. Na vijf jaar kwam Mobutu Sese Seko aan de macht. Hij zou het land tot 1997 als een militair dictator regeren. In 1971 noemde hij het land Zaïre; die naam zou het tot 1997 dragen. Mobutu’s bestuur kenmerkte zich door een combinatie van repressie, nepotisme en een verdeel en heers-politiek. De Verenigde Staten steunden Mobutu gedurende de Koude Oorlog door dik en dun. Die steun viel weg na de val van de Berlijnse Muur in 1989. Een politieke en economische crisis waren het gevolg. Om de aandacht van zijn binnenlandse problemen af te leiden, greep Mobutu de crisis in het Grote Merengebied aan. Hij gebruikte de Hutu-vluchtelingen in het oosten van Congo om de situatie in Rwanda en Oeganda te destabiliseren, de verkiezingen in eigen land te vertragen en de Congolese Tutsi’s (die hij als een bedreiging zag voor zijn regime) te vervolgen. Rwanda en Oeganda bewapenden op hun beurt Congolese Tutsi’s.

Andere groeperingen sloten zich bij hen aan en kozen Laurent Kabila tot leider van hun beweging. Militair gezien waren deze rebellen sterker dan het Congolese leger. In mei 1997 viel de Congolese hoofdstad Kinshasa in hun handen. Mobutu vluchtte naar het buitenland en Kabila werd de nieuwe president.

Eerste Afrikaanse Wereldoorlog

De machtsbasis van de nieuwe Congolese president was echter wankel. In 1998 kreeg Kabila ruzie met zijn oude Tutsi-bondgenoten, die nog steeds steun kregen van Rwanda en Oeganda. De Tutsi-rebellen namen de wapens weer op en slaagden er bijna in Kinshasa in te nemen. Zij kregen daarbij steun van de Mouvement pour la Libération du Congo (MLC) die, onder leiding van Jean-Pierre Bemba, actief was in de noordelijke provincie Equateur. De opstand van de rebellen werd verijdeld doordat Kabila militaire steun kreeg van Angola, Namibië, Tsjaad en Zimbabwe. Elk van deze landen had zo zijn eigen redenen om te interveniëren. Voor Zimbabwe en Namibië waren dat de belangen in de Congolese mijnbouw. Angola wilde een einde maken aan de steun die een Angolese rebellenbeweging genoot in Congo. Tsjaad zag een mogelijkheid om de invloedssfeer naar dit deel van Afrika uit te breiden.

De Congolese burgeroorlog was zo verworden tot een grote Afrikaanse statenoorlog, ook wel bekend als de ‘Eerste Afrikaanse Wereldoorlog’. In vier jaar tijd vielen miljoenen doden, met name onder de burgerbevolking. Refugees International ging in 2002 zelfs zo ver om te stellen dat in Congo een ‘slow-motion holocaust’ aan de gang was. Het land raakte door de oorlog verdeeld in drie regio’s. Het zuiden, waaronder ook de hoofdstad Kinshasa, stond grotendeels onder controle van president Kabila. Bemba’s MLC maakte in een groot deel van het noorden de dienst uit. Een andere grote rebellenbeweging, het door Rwandese Tutsi’s gesteunde Rassemblement Congolais pour la Démocratie (RCD), zwaaide de scepter hoofdzakelijk in Noord- en Zuid-Kivu.

Vergroot afbeelding Kleurenfoto, rechts een man met snor, gekleed in een blauw uniform, links een marktvrouw. Ze houden samen een ananas vast, terwijl de man eraan ruikt. Om hen heen liggen bloemen en fruit.
Beeld: ©NIMH / Audiovisuele Dienst Defensie/Mediacentrum Defensie
De Nederlandse opperwachtmeester keurt een ananas op de markt in Kinshasa.

Lusaka Peace Accords

Onder druk van vertegenwoordigers van de Southern African Development Community, de Organization of African Unity, de Verenigde Naties (VN) en de Zambiaanse president Frederick Chiluba ondertekenden de regeringen van de strijdende partijen in juli 1999 de zogenoemde Lusaka Peace Accords. Deze moesten een einde maken aan de conflicten in Congo. Vertegenwoordigers van de betrokken partijen kwamen van 29 juni tot 7 juli samen om te onderhandelen over de overeenkomst. De twee grootste rebellenbewegingen, de MLC en RCD, schikten zich pas in augustus naar het staakt-het-vuren.

De overeenkomst werd overigens vrijwel gelijk verbroken door alle betrokken partijen. Op 16 januari 2001 werd president Laurent Kabila vermoord door één van zijn lijfwachten. De hoop om de vrede in het land te herstellen was daarna gevestigd op Kabila’s opvolger, zijn zoon Joseph. Het zou nog tot 2002 duren – tot de Gbadolite Agreement – voordat alle buitenlandse troepen Congo verlieten. Desondanks bleef een deel van de Rwandese Hutu’s heimelijk achter in de oostelijke provincies. Ook zonder buitenlandse inmenging bleef het echter onrustig in Congo.

Politie-eenheid

In december 2003 besloot de Europese Unie (EU) om Congo te assisteren bij het opzetten van een speciale Congolese politie-eenheid: de Unité de Police Intégrée (UPI). De UPI moest bijdragen aan de bescherming van bewindslieden en instituties en daarmee het binnenlandse veiligheidsapparaat versterken. Om te beginnen startte de EU met een trainingsproject, in januari 2005 gevolgd door de politiemissie EUPOL Kinshasa. De missie bestond uit 23 internationale politiefunctionarissen.

EUPOL Kinshasa staakte op 31 december 2006 zijn activiteiten. De EU gaf vervolg aan de missie met een civiele politiemissie: EUPOL RDC. Deze ondersteunde op strategisch niveau de hervorming van het politieapparaat. De Nederlandse krijgsmacht leverde hieraan geen bijdrage.

Vanaf 31 maart 2005 nam een majoor van de Koninklijke Marechaussee (KMar) deel aan EUPOL Kinshasa. Begin oktober keerde hij terug naar Nederland. Op 9 januari 2006 arriveerden twee opvolgers, wederom van de KMar: een eerste luitenant en een opperwachtmeester. De officier kreeg een beleidsfunctie, terwijl de onderofficier veelvuldig op patrouille ging om de agenten van de UPI te observeren. Nederland beëindigde zijn deelname aan EUPOL Kinshasa per 21 december 2006.

Vergroot afbeelding Kleurenfoto, twee mannen in zwarte uniformen. De rechter draagt een zwarte baret en donkere zonnenbril.
Beeld: ©NIMH / Audiovisuele Dienst Defensie/Mediacentrum Defensie
Congolese agenten van de Unité de Police Intégrée (UPI). Zij worden door EUPOL gecontroleerd en opgeleid.