Nederlands aandeel in International Security Assistance Force (ISAF)
De Nederlandse regering stelde eind 2001 een infanteriecompagnie ter beschikking. De compagnie (220 militairen) kwam onder bevel van de Kaboel Multinational Brigade (KMNB) in Kaboel. De eenheid bestond uit een infanterie-, een verkennings- (vanaf november 2002 een tweede infanteriepeloton), een antitank-, een genie- en een logistiek peloton, met daarbij een mortiergroep en een compagniesstaf. Aan elke rotatie werd een peloton van het Korps Commandotroepen toegevoegd voor het uitvoeren van verkenningsopdrachten.
De Nederlandse regering stelde achtereenvolgens ter beschikking van ISAF:
• het ISAF III-hoofdkwartier;
• een Apachedetachement;
• een Provincial Reconstruction Team;
• een F-16/KDC-10-detachement;
• een mariniersbataljon;
• een taakgroep van ruim 1.200 man;
• en een regionaal ISAF-hoofdkwartier.
Commando's
De plaats van het KCT-peloton (inmiddels toegevoegd aan het hoofdkwartier) binnen de KMNB werd in februari 2003 overgenomen door een luchtmobiel verkenningspeloton. De infanteriecompagnie werd versterkt met een snelle-reactie-eenheid. De Nederlandse compagnie maakte deel uit van een Duitse battlegroup. Hierinbevond zich naast een Duitse ook een Oostenrijkse compagnie. Deze werden ingezet in de districten 8, 12 en Bagrami. Het hoofdkwartier van de (KMNB) werd gevestigd in Camp Warehouse aan de weg van Kaboel naar de Oost-Afghaanse stad Jalalabad.
Spanningen
In 2002 liepen de spanningen op en kwam de stabiliteit in Kaboel in gevaar. In de praktijk uitte zich dit in schietpartijen, kleine bomaanslagen en ongeleide-raketbeschietingen in de richting van Camp Warehouse of de Amerikaanse ambassade. De Nederlandse militairen zochten regelmatig hun toevlucht in de schuilbunkers.
De Nederlandse compagnie breidde in reactie op de beschietingen haar patrouilles uit. Die gingen naar een gebied aan de oostzijde van politiedistrict 12 (de zogenoemde Eastern Extension) en het politiedistrict Chahar Asiab ten zuiden van Kaboel. De ontplooiing van Nederlandse mortieropsporingsradars op 8 februari 2003 (24 militairen) stelde ISAF in staat snel te lokaliseren vanwaar raketten waren afgevuurd. Om vervolgens patrouilles uit te sturen.
Leiding over ISAF
Het kabinet besloot op 1 november 2002 om in februari 2003 6 maanden lang met Duitsland de leiding van ISAF op zich te nemen. Hiertoe werden delen van het Duits-Nederlandse High Readiness Forces Headquarters (HRF HQ) uit Münster ingezet. Deze werden ondersteund door een verbindings- en een stafondersteuningsbataljon. In totaal stuurde Nederland 400 extra militairen naar Afghanistan. Duitsland en Nederland waren daarmee verantwoordelijk voor de militair-strategische en politieke aansturing van de operatie.
Het hoofdkwartier van ISAF was gehuisvest in het hoofdgebouw van de voormalige Military Sports Club. De bijbehorende terreinen boden plaats aan de ondersteunende eenheden. Een Nederlandse genie-eenheid van 80 militairen werd 6 maanden ingezet om de bunkercapaciteit bij het hoofdkwartier en op Camp Warehouse te vergroten en te verbeteren. Het Mobiel Geneeskundig Operatiekamer Systeem (42 Nederlanders) ontplooide vanaf 23 februari 2003 op het vliegveld van Kaboel om eventuele gewonden te verzorgen.
Apaches
Generaal Norbert van Heyst droeg op 11 augustus 2003 het commando over aan de commandant van het Joint Command Central Europe van de NAVO uit Heidelberg, luitenant-generaal Götz Gliemeroth. Zo’n 25 tot 35 Nederlandse militairen bleven vanuit NAVO-hoofdkwartieren actief in de staf van ISAF. Pas op 30 januari 2004 stelde de Nederlandse regering weer een eenheid ter beschikking van ISAF. Dat waren 6 gevechtshelikopters van het type AH-64D Apache en een bijbehorend luchtmachtdetachement van 135 militairen.
De helikopters werden als zelfstandige eenheid ondergebracht in het door Duitsland geleide helikopterbataljon. Zij traden enerzijds op als snelle-reactie-eenheid en moesten anderzijds kwaadwillenden overtuigen van de slagkracht van ISAF. Voor laatstgenoemde taak voerden de Nederlanders luchtverkenningen en escortetaken uit. De Apaches waren vanaf 13 april 2004 operationeel inzetbaar. 1 Apache ging verloren tijdens een routinevlucht op 29 augustus 2004.
Provincial Reconstruction Team
Het kabinet besloot op 28 juni 2004 tot deelname aan een Provincial Reconstruction Team (PRT) in de provincie Baghlan. De PRT’s hielden toezicht op lokale en regionale ontwikkelingen en steunden de centrale overheid bij de uitbreiding en het behoud van haar gezag. Ook adviseerden ze plaatselijke leiders en faciliteerden de samenwerking tussen de verschillende internationale en non-gouvernementele organisaties (NGO). Daarnaast ondersteunden de PRT’s in samenwerking met de bevolking de wederopbouwprojecten die de NGO’s niet voor hun rekening konden of wilden nemen.
Inzet van een PRT in Baghlan had hoge prioriteit bij de Afghaanse autoriteiten en de Verenigde Naties, vanwege de strategische positie van de provincie. Het Nederlandse PRT (130 militairen) dat was gehuisvest in de stad Pol-e-Khomri was op 1 oktober 2004 operationeel. Deze bestond uit een commandogroep, 3 militaire observatie- en liaisonteams (MOLT’s), een operatiecentrum, een snelle-reactie-eenheid en een logistieke organisatie. Het PRT werd geleidelijk uitgebreid naar 220 militairen en droeg op 1 oktober 2007 zijn taken over aan een Hongaars PRT.
Verkiezingen
Nederland stelde voor de duur van de verkiezingen in oktober 2004 een beveiligingsdetachement van 40 militairen ter beschikking aan het Duitse PRT in Kunduz. Verder besloot het kabinet op 20 augustus 2004 6 F-16-vliegtuigen en een KDC-10-tankvliegtuig aan ISAF te leveren. Dit ter ondersteuning van de presidentsverkiezingen op 9 oktober. Het detachement keerde medio november terug naar Nederland.
ISAF bleek echter een vaste behoefte te hebben aan gevechtsvliegtuigen om PRT’s en andere ISAF-eenheden te beschermen. Daarnaast had ISAF tijdelijk behoefte aan vliegtuigen ter ondersteuning van de parlements- en lokale verkiezingen die waren voorzien in september 2005. De Nederlandse regering stelde op 25 februari 2005 3 gevechtsvliegtuigen en een reservetoestel ter beschikking. Die arriveerden op 24 maart op het vliegveld van Kaboel. Sinds medio juli 2005 vormden ze met 4 Belgische toestellen een expeditionary air wing.
De Nederlandse regering besloot op 3 juni 2005 ISAF tijdens de verkiezingsperiode verder te versterken met een mariniersbataljon (750 militairen). Dat werd aangevuld met specialistische eenheden zoals een veldhospitaal en een CH47-D Chinook-helikopter voor medische afvoer. De mariniers richtten hun basiskamp in op het vliegveld van Mazar-e-Sharif. De uitgestrektheid van het operatiegebied (925 bij 250 kilometer) maakte dat in Faisabad en Maimana een infanteriecompagnie neerstreek. Het bataljon zag erop toe dat er geen onregelmatigheden plaatsvonden voorafgaand, tijdens en na de verkiezingen.
De Afghaanse politie en het Afghaanse leger waren echter primair verantwoordelijk voor de veiligheid. De eerste groep van 100 militairen vertrok op 2 augustus uit Nederland. De laatste militairen keerden op 9 november terug in Nederland, het veldhospitaal uitgezonderd. De 'genezerikken' werden vanwege een aardbeving ingezet in de Pakistaanse plaats Bagh.
De ontplooiing van het mariniersbataljon werd van 22 juli tot 20 augustus ondersteund door een Hercules C-130. 2 maanden later vertrok opnieuw een transporttoestel naar Afghanistan ter ondersteuning van het tactisch luchttransport binnen Afghanistan en de terugkeer van de mariniers.
Zuidelijke provincies
De ISAF-operatie in het zuidelijk deel van Afghanistan begon formeel op 1 augustus 2006. Toen namen Britse, Canadese en Nederlandse NAVO-eenheden de 3 zuidelijke provincies Helmand, Kandahar en Uruzgan over (Regional Command South, RC-South). De provincies waren tot dan toe alleen het werkterrein van operatie Enduring Freedom. Ook de provincies Zabul, Nimroz en Day Kundi vielen binnen het operatiegebied van ISAF’s RC-South.
Uruzgan
Voor de missie in Uruzgan stelde Nederland meer dan 1.200 militairen beschikbaar. De Task Force Uruzgan (TFU) werd geleidelijk uitgebreid naar 1.350 militairen. TFU had de opdracht om een veilige omgeving in Uruzgan te creëren en om een functionerend openbaar bestuur en wederopbouw mogelijk te maken. De TFU werd voorafgegaan door de Deployment Task Force (DTF). Die zorgde met 850 kwartiermakers voor de opbouw van de 2 Nederlandse kampen bij de provinciehoofdstad Tarin Kowt en de districtshoofdstad Deh Rawod. De belangrijkste onderdelen van de TFU waren een bataljonstaakgroep, een PRT en een Australische Reconstruction Task Force.
Tot tweemaal toe voerde een Nederlandse generaal vanuit Kandahar het bevel over de ISAF-troepen in RC-South. Generaal-majoor Ton van Loon van 1 november 2006 tot 1 mei 2007 en generaal-majoor Mart de Kruif vanaf 1 november 2008 voor de duur van een jaar. Het aantal militairen binnen RC-South steeg van 11.000 in april 2007 naar 23.000 in januari 2009.
In de 6 zuidelijke provincies bevonden zich in deze periode ISAF-eenheden uit onder meer Canada, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten, Roemenië, Australië, Denemarken en Nederland. RC-South werd door Nederland ondersteund met een Air Task Force. Die bestond uit 6 Apache gevechtshelikopters en 8 F-16-gevechtsvliegtuigen. Het personeel van de TFU keerde in augustus 2010 terug naar Nederland. Het Apachedetachement volgde medio november 2010. Het aantal F-16’s verminderde tot 4.
Geactualiseerd op: 26 oktober 2011
ISAF-trainingsmissie Kunduz
De politietrainingsmissie in de provincie Kunduz (Noord-Afghanistan) startte in 2011. Doel was de rechtsstaat te verbeteren en de bevolking meer vertrouwen te geven in politie en justitie. Nederland trainde politieagenten, maar ook aanklagers, rechters en advocaten. De Nederlandse bijdrage bestond onder meer uit 225 civiele en militaire opleiders en trainers. 125 militairen leverden medische, logistieke en stafondersteuning.
Met opleidingen en trainingen legden de Nederlanders in 2 jaar tijd een stevige basis voor de gehele justitieketen in het district. De missie eindigde in juli 2013. Resultaat was onder meer een professionelere Afghaanse politie op alle niveaus. De Afghanen waren voldoende opgeleid om hun eigen veiligheid te regelen en zelf hun politiemensen op te leiden. Verder was de relatie tussen bevolking en politie verbeterd en werkten politie en justitie beter samen.
Een overzicht van alle resultaten van de trainingsmissie is te vinden in de Eindevaluatie politietrainingsmissie Afghanistan op Rijksoverheid.nl.