Nederlands aandeel Malaysia Airlines MH17

Het nieuws van de ramp kwam als een schok. Minister-president Rutte stelde de prioriteiten:

  • de berging en identificatie van de slachtoffers;
  • het onderzoek naar de oorzaak van de ramp;
  • het strafrechtelijk onderzoek naar de daders.

Nederland werkte nauw samen met landen die tijdens de ramp inwoners hadden verloren. De eensgezindheid om deze zaken tot een goed einde te brengen, was groot. Medewerking van partijen in het rampgebied was minder vanzelfsprekend.

Vooral de rebellen waren een onzekere factor. Om politieke redenen kon Nederland met hen geen directe contacten leggen. Daarvoor was de tussenkomst van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) onmisbaar. Die was met een Special Monitoring Mission actief in Oekraïne.

Op de rampplek

OVSE-medewerkers kwamen op 18 juli als eerste op de rampplek aan. Op dezelfde dag vertrokken ook de eerste Nederlanders naar Oekraïne. Het ging om medewerkers van het Landelijk Team Forensische Opsporing (LTFO) met enkele persoonsbeveiligers. Zij reisden in gezelschap van de minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans. Op  21 juli kwamen de eerste 3 Nederlanders aan in het rampgebied, onder wie 2 Defensiemedewerkers.

Oekraïense hulpdiensten hadden toen al verschillende slachtoffers geborgen. De eersten kwamen 23 juli aan op Vliegbasis Eindhoven. Na een sobere ceremonie vertrok een lange stoet rouwwagens naar de Korporaal van Oudheusdenkazerne in Hilversum. Daar vond de identificatie van de stoffelijke overschotten plaats. De Koninklijke Luchtmacht en de Royal Australian Air Force voerden daarna nog meer repatriëringsvluchten uit.

Taakgroep in Oekraïne

Intussen werd in Nederland de bergingsoperatie voorbereid. Het plan ging uit van een korte operatie door een Combined Joint Interagency Taskforce (CJIATF). De operatie had een niet-militair karakter.

De taakgroep bestond voor de helft uit militairen. Het gros had een ondersteunende taak, maar de CJIATF telde daarnaast veel specialistisch personeel van de Koninklijke Marechaussee. Van de andere helft was de meerderheid politiebeambte. De taakgroep was internationaal. Behalve Nederlanders maakten ook Australiërs en Maleisiërs er deel van uit.

De CJIATF opereerde vanuit Charkov en een vooruitgeschoven basis in Soledar. Vanwege de veiligheidssituatie kon de taakgroep pas op 31 juli naar de rampplek. Door gevechten in de omgeving moesten de werkzaamheden op 7 augustus worden onderbroken.

Het vervolg

Het meeste personeel keerde voorlopig terug naar Nederland. Een klein team bleef in Oekraïne om een doorstart van de operatie makkelijker te maken. Als de situatie dat toeliet zette dit team de bergingswerkzaamheden voort.

In het najaar van 2014 konden nog wrakstukken worden geborgen. Deze waren nodig voor het onderzoek naar de ramp. Daarvoor werd de Boeing 777 gedeeltelijk gereconstrueerd. Dat gebeurde in een hangar op Vliegbasis Gilze-Rijen.

In april 2015 hervatte de CJIATF zijn werkzaamheden op de rampplek. Die waren 29 april gereed. Begin juni vertrok nog een specialistisch team naar Oekraïne in verband met het strafrechtelijk onderzoek. Dat team keerde op 1 juli 2015 terug naar Nederland.