Nederlands aandeel mijnenjacht in de Rode Zee en de Golf van Suez
Voor de Koninklijke Marine was de opdracht een uitgelezen mogelijkheid om de nieuwe, van polyester gemaakte mijnenjagers van de Alkmaarklasse te testen.
Voor de operatie in de Rode Zee zouden 2 pas opgeleverde jagers van de Alkmaarklasse worden gebruikt: Hr.Ms. Haarlem en Hr.Ms. Harlingen. Die stonden onder commando van luitenants-ter-zee der 1e klasse L.M. Deij en J.O. Geertsma.
Mijnjachtoperaties
Op 28 augustus 1984 zetten de schepen koers richting Djedda, waar beide jagers op 16 september aankwamen. De Saudische marinebasis King Faisal bij deze stad diende als uitvalsbasis voor de mijnjachtoperaties. Die vonden plaats in de wateren voor de havensteden Yanbu ‘al Bahr, Gizan, Al Wajh en Djedda. Een F-27 maritiem patrouillevliegtuig van 336 Squadron van de Koninklijke Luchtmacht ondersteunde de mijnenjagers hierbij.
Van 24 oktober tot 19 november verrichtten beide marineschepen hierna dezelfde werkzaamheden voor Egypte, ditmaal in de Golf van Suez. In beide operatiegebieden vonden zij geen mijnen.
Zoekactie gestaakt
In december werd de zoekactie gestaakt en gingen de schepen huiswaarts. Na een bevoorrading op Gibraltar meerden de schepen op 6 december 1984 af in het Nieuwe Diep in Den Helder.