Operatie Concordia

Duur missie: 31 maart 2003 - 15 december 2003
Aantal militairen: 4
Dodelijke slachtoffers: geen
Dapperheidsonderscheidingen: geen

Achtergronden

De bevolking van Macedonië bestond na het uiteenvallen van Joegoslavië vooral uit Slavische Macedoniërs en etnische Albanezen. De Slavische Macedoniërs bezetten traditioneel de sleutelposities in de samenleving. Ondanks deze scheve verhouding kon de situatie in Macedonië tot begin 2001 als redelijk stabiel worden omschreven. Zelfs de Joegoslavische burgeroorlog (1991-1995) en de Kosovo-crisis (1998-1999) bleken het land niet te destabiliseren. Sinds de onafhankelijkheid in 1991 werkten achtereenvolgende regeringen met wisselend succes aan de opbouw van een multi-etnische rechtsstaat en de overgang naar een vrijemarkteconomie. Maar niet alles was pais en vree. Hoewel etnisch-Albanese partijen deel uitmaakten van vrijwel alle opeenvolgende regeringen, was tot 2001 ten aanzien van de inwilliging van hun eisen – politieke en sociaaleconomische gelijkheid – weinig vooruitgang geboekt. De grootste vrees van de Slavisch-Macedonische partijen in de regering was namelijk dat de Albanese eisen de eenheid van het land in gevaar zouden brengen.

Een golf van geweld barstte los in de tweede helft van 2000. Vooral politiekantoren waren het doelwit van de etnisch-Albanezen – georganiseerd in de UCK-M – die met manschappen, wapens en andere benodigdheden vanuit Kosovo en Albanië werden ondersteund. De Macedonische autoriteiten reageerden aanvankelijk met grote terughoudendheid. Nadat verscheidene politiefunctionarissen waren omgekomen, besloot de regering tot de inzet van paramilitaire politie-eenheden en het Macedonische leger, om het georganiseerde verzet in de gebieden met een Albanese meerderheid te breken.

Wapeninzameling

De partijen sloten op 6 juli 2001 een staakt-het-vuren. De Slavisch-Macedonische en etnisch-Albanese leiders ondertekenden vervolgens op 13 augustus het zogeheten akkoord van Ohrid dat de volgende uitgangspunten kende: erkenning van de territoriale integriteit van Macedonië en het multi-etnische karakter van de Macedonische samenleving, veroordeling van geweld, versterking van het lokale zelfbestuur en eerbiediging van de rechten van de mens. Het UCKM, de belangrijkste etnisch-Albanese verzetsbeweging, toonde zich daarop bereid minimaal 3.300 wapens in te leveren. De NAVO werd gevraagd de inzameling op zich te nemen (operatie Essential Harvest).

Multinationale troepenmacht

De Macedonische regering stond vervolgens voor de opgave haar gezag in geheel Macedonië te herstellen. Zij koos voor de inzet van multi-etnische politieteams die geleidelijk aan zouden ontplooien in de voormalige conflictgebieden. Waarnemers van de European Union Monitoring Mission (EUMM) en van de Organisatie voor Vrede en Samenwerking in Europa (OV- SE) zouden de terugkeer monitoren. Incidenteel – met name in april liepen de spanningen hoog op – stootten de terugkerende politieagenten op weerstand bij etnisch-Albanese inwoners. Ook extremistische elementen aan Slavisch-Macedonische zijde trachtten meermalen de terugkeer te verstoren. Het terugkeerproces werd op 5 juli 2002 formeel afgerond.

De verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de waarnemers lag bij de Macedonische autoriteiten. President Boris Trajkovski verzocht daarom de NAVO op 19 september 2002 om een beperkte troepenmacht in Macedonië te stationeren als aanvullende veiligheidsmaatregel voor de waarnemers. Ruim een week later ging de NAVO hiermee akkoord. De Veiligheidsraad sprak in resolutie 1371 van 26 september zijn steun uit voor de oprichting van een multinationale troepenmacht. Het NAVO-besluit om in het verlengde van operatie Essential Harvest een troepenmacht (Task Force Fox: TFF) in Macedonië te stationeren, betekende de geboorte van operatie Amber Fox. De troepenmacht had tot taak de Macedonische autoriteiten te ondersteunen bij de beveiliging van de waarnemers van de EUMM en de OVSE. Het mandaat van TFF liep af met de overgang naar een nieuwe, kleinere operatie – Allied Harmony – op 15 december 2002.

Operatie Concordia

De Europese Unie (EU) nam op 31 maart 2003 onder de naam Concordia de NAVO-operatie Allied Harmony over. Het betrof de eerste door de EU geleide militaire operatie. Het takenpakket van operatie Concordia was hetzelfde als van haar voorgangers. De operatie werd op 15 december 2003 beëindigd en ging over in de EU-geleide missie Proxima. Het Ministerie van Defensie stelde twee officieren beschikbaar voor de staf van operatie Concordia. Nederland leverde in deze periode tevens een militair aan het NAVO-hoofdkwartier te Skopje.