Nederlands aandeel in operatie Enduring Freedom, Afghanistan
De NAVO-lidstaten deden een beroep op artikel 5 van het NAVO-verdrag en liet zo zien achter de VS te staan. Voor het eerst in de geschiedenis van het bondgenootschap werd een aanval op een lidstaat beschouwd als een aanval op alle lidstaten.
Nederland stelde in november 2001 een fregat, een onderzeeboot en 2 P-3C Orions beschikbaar voor zogenoemde backfill-operaties in het Caribisch gebied. Deze schepen en vliegtuigen vervingen Amerikaanse eenheden die werden ingezet in de oorlog tegen het terrorisme. De inzet eindigde een jaar later.
Nederlandse inzet
De Nederlandse regering stelde voor Enduring Freedom varend en vliegend materieel ter beschikking van Britse troepen in Oman. Van 1 mei tot 30 juli 2002 volgde een medisch detachement. In april 2005 vertrok een groep special forces naar het zuiden van Afghanistan.
Maritieme steun
Allereerst vertrokken begin 2002 2 fregatten naar de wateren rondom het Arabisch schiereiland. Dit om de eventuele verplaatsing van de in Afghanistan opererende terroristische groeperingen en wapentransporten te signaleren. Maar ook om escorte- en beveiligingstaken uit te voeren.
Nederland trok in juni 2002 een fregat terug en beëindigde een jaar later de maritieme deelname aan Enduring Freedom. In oktober 2004 meldde een Nederlands fregat zich opnieuw in Arabische wateren. Sinds november 2005 maakten een onderzeeboot, een bevoorradingsschip en een fregat deel uit van operatie Enduring Freedom.
Vliegend materieel
Naast maritieme middelen stelde Nederland ook vliegtuigen ter beschikking van operatie Enduring Freedom. Zo was een KDC-10 in de rol van tankvliegtuig van 3 april tot 26 juni 2002, onderdeel van de Amerikaanse 379 Air Expeditionary Wing. Het toestel opereerde vanaf het vliegveld Al Udeid in Qatar. Een tekort aan tankvliegtuigen in Kirgizië zorgde ervoor dat de KDC-10 daar vanaf oktober 2002 werd gestationeerd. Dit was met het oog op de ontplooiing van de gevechtsvliegtuigen van de European Participating Airforces (EPAF).
Sinds 29 juni 2002 bevond zich een P-3C Orion maritiem patrouillevliegtuig op het vliegveld Al Minhad in de Verenigde Arabische Emiraten. De Orion werd voornamelijk ’s nachts ingezet ter ondersteuning van de maritieme operaties. Het detachement werkte hierbij nauw samen met het aanwezige Canadese detachement op de vliegbasis.
De VS kregen toestemming van de Nederlandse regering om de Orion vanaf 23 december 2002 ook boven Afghanistan in te zetten. Reden hiervoor was dat van de deelnemende landen uitsluitend de Nederlandse en Amerikaanse toestellen beschikten over een infrarooddetectiesysteem. Hiermee kon op grote hoogte hoogwaardig beeldmateriaal worden verzameld. De Orion voerde op 23 juni 2003 de laatste operationele vlucht uit en keerde vervolgens terug naar Nederland.
C-130 en F-16’s
De Nederlandse regering stationeerde medio april 2002 een C-130H-30 Hercules op het vliegveld Manas nabij Bishkek (Kirgizië). Het vliegtuig verzorgde - met een Noors en een Deens detachement EPAF - een deel van het tactisch luchttransport voor operatie Enduring Freedom. De Hercules deed in dat kader vliegvelden aan in Uzbekistan, Kirgizië en Afghanistan. Het toestel keerde op 30 september 2002 terug naar Nederland.
Kort daarna zond Nederland 6 F-16's en een KDC-10 (met 169 militairen) uit. De regering besloot de jachtvliegtuigen voor verkenningsopdrachten en voor close air support in te zetten. Dit met het oog op de inzet van Nederlandse grondtroepen in Afghanistan als onderdeel van de International Security Assistance Force (ISAF). Ze mochten toen ook deelnemen aan gevechtsoperaties in het kader van operatie Enduring Freedom. Dat was tot dat moment door de Nederlandse regering verboden.
De commandant van de Nederlandse F-16's was in het vierde kwartaal van 2002 en het derde kwartaal van 2003 ook EPAF-commandant. De KDC-10 beëindigde de tankeroperaties vanaf Manas op 1 april 2003. De Nederlandse regering besloot het aantal F-16’s met 2 te verminderen en op 1 oktober 2003 het detachement terug te trekken.
Special forces
Het kabinet besloot op 25 februari 2005 om special forces en 4 CH-47 Chinook-transporthelikopters (met 250 militairen) ter beschikking te stellen van operatie Enduring Freedom. De kern van de taakgroep bestond uit leden van het Korps Commandotroepen. Special forces-ploegen van het Korps Mariniers vulden die aan.
De taakgroep kreeg een eigen verantwoordelijkheidsgebied in de districten Shorabak en Registan van de provincie Kandahar, in het zuiden van Afghanistan. De taakgroep werd belast met het uitvoeren van verkenningen en het vergaren van inlichtingen. Ook konden zij voor gevechtsacties worden ingezet. De regering meldde aan de Tweede Kamer dat de speciale troepen slaags zouden kunnen raken met strijders van de Taliban, Al Qaida en de Hezb-i-Islami. In dat geval mocht de eenheid geweld gebruiken. De inzet van de taakgroep duurde tot april 2006.