Operatie Support Democracy en Uphold Democracy, Haïti
Duur missie: 1 november 1993 - 17 maart 1995
Aantal militairen: 673
Dodelijke slachtoffers: geen
Dapperheidsonderscheidingen: geen
Achtergronden
De slavenbevolking van Haïti bevrijdde zich in 1804 van het Franse koloniale juk en riep in 1806 de onafhankelijke republiek Haïti uit. Burgeroorlogen en een laag ontwikkelingspeil verhinderden echter dat de Haïtiaanse economie tot bloei kon komen. De politieke leiders zagen hun ambt vooral als een winstgevende onderneming. Corruptie, vriendjespolitiek en politieke moorden waren aan de orde van de dag. Deze macht werd pas gebroken nadat François ‘Papa Doc’ Duvalier in 1957 tot president was gekozen. De zwarte bevolking was zijn machtsbasis. Ook het dictatoriale regime Duvalier (Jean-Claude ‘Baby Doc’ Duvalier volgde zijn vader in 1971 op) verwaarloosde echter de sociaaleconomische ontwikkeling van het land. ‘Baby Doc’ Duvalier moest in 1986 vluchten na een reeks stakingen en rellen. Haïti stortte zich vervolgens in een moeizaam en onzeker democratiseringsproces, dat in december 1990 uitliep op de verkiezing van de linkse priester Jean-Bertrand Aristide tot president. Met zijn eigenzinnige democratiserings- en hervormingsbeleid joeg deze de zittende elite tegen zich in het harnas. Het leger onder bevelhebber Raoul Cedras zette Aristide in oktober 1991 af.
Operatie Support Democracy
De Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) probeerde door middel van een embargo en diplomatieke druk de terugkeer van Aristide voor elkaar te krijgen. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties – de Verenigde Staten voorop – vond vooral de grote stroom Haïtiaanse bootvluchtelingen een bedreiging voor de internationale vrede en veiligheid. Het OAS-embargo werd door de raad op 16 juni 1993 bekrachtigd en gold daarmee voor alle lidstaten van de VN. De economische elite van Haïti wilde een eind aan deze internationale blokkade en drong bij de machthebbers aan op een akkoord met Aristide. Het Governors Island Agreement van 3 juli 1993 was het resultaat van de zware binnen- en buitenlandse druk. Aristide en zijn legitiem gekozen regering mochten terugkeren. Een internationale vredesmacht zou in Haïti helpen een nieuwe onafhankelijke politiemacht te vormen en het leger te democratiseren. De VN-Veiligheidsraad schortte het embargo per 27 augustus 1993 op, maar stelde het – omdat het Haïtiaanse regime niet wilde meewerken – op 13 oktober 1993 weer in onder de naam operatie Support Democracy.

Het Nederlandse aandeel
De VS wensten operatie Support Democracy een multinationaal karakter te geven en vroegen, naast Canada, andere VN-lidstaten met marine-eenheden in het Caraïbische gebied om hulp. Nederland was bereid een fregat en een P-3C Orion-patrouillevliegtuig te sturen. De Orion en het stationsschip in de west – een fregat – kregen opdracht de deelname aan het embargo tegen Haïti in te passen in hun reguliere operationele programma en waren daarom niet fulltime beschikbaar. De ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken stelden de Tweede Kamer op 22 oktober 1993 op de hoogte van dit besluit.
Het eerste fregat dat vanaf 1 november 1993 als blokkadeschip werd ingezet, was Hr.Ms. Bloys van Treslong. De Orion en het fregat werden onder Amerikaans operationeel bevel geplaatst. Na de Bloys van Treslong was het vanaf november 1993 de beurt aan Hr.Ms. Karel Doorman, in augustus 1994 gevolgd door Hr.Ms. Willem van der Zaan. De fregatten hadden tot taak schepen met bestemming Haïti op hun vracht en hun bestemming te controleren, dit alles op basis van vrijwilligheid. De boarding parties mochten uit zelfverdediging wel wapens dragen. De Nederlandse schepen opereerden vooral ten westen en noordwesten van Haïti. Zij kregen geen vaste sector toegewezen, omdat ze immers niet permanent voor Support Democracy beschikbaar waren.

Restore wordt Uphold Democracy
Ondanks de druk die uitging van Support Democracy bleven de onderhandelingen met de machthebbers in Haïti in een impasse verkeren. De Veiligheidsraad scherpte daarom op 6 mei 1994 het embargo verder aan. Secretaris-generaal Boutros Boutros-Ghali stelde in juli voor een chapter seven-operatie (peace-enforcement) op Haïti uit te voeren. De Veiligheidsraad gaf de lidstaten van de VN op 31 juli 1994 toestemming een multinationale troepenmacht (MNF: Multinational Force) te vormen. De MNF kreeg tot taak het Governors Island Agreement desnoods met geweld te realiseren (operatie Restore Democracy). De MNF zou vervolgens haar taken overdragen aan de vredeshandhavende missie United Nations Mission in Haïti (UNMIH).
Amerikaanse onderhandelaars wisten op 18 september 1994, enkele uren voordat een militaire invasie van start zou gaan, een akkoord met de Haïtiaanse machthebbers te bereiken. Legerleider Cedras en zijn kliek verlieten hals over kop het eiland, wat de weg vrijmaakte voor Aristides terugkeer als president. De vredesafdwingende MNF-operatie werd in de praktijk een vredeshandhavende operatie: operatie Restore Democracy ging nu door het leven als operatie Uphold Democracy.
Vlagvertoon
De VS vroegen ook Nederland een aandeel te leveren aan de MNF, al was het maar voor vlagvertoon. Het kabinet stemde op 2 september 1994 in met de deelname van een fregat (Hr.Ms. Willem van der Zaan) en een Orion-patrouillevliegtuig (van 15 september tot 5 oktober 1994). Een marineofficier vertrok naar het hoofdkwartier van de MNF in het Amerikaanse Fort Drum om de Nederlandse bijdrage in de planningsfase te coördineren. Het kabinet gaf op 9 september te kennen vijftien marechaussees als International Police Monitors (IPM) aan de MNF en – zodra de MNF haar werk zou hebben voltooid – een marinierscompagnie voor UNMIH beschikbaar te willen stellen. De regering en Tweede Kamer stelden wel als voorwaarde dat de veiligheidssituatie ter plaatse bepalend zou zijn voor de daadwerkelijke inzet.

Belgisch-Nederlandse samenwerking
De VS vroegen Nederland vanwege het voorspoedige verloop van Uphold Democracy enige haast te maken met het uitzenden van de politiewaarnemers voor de IPM. Omdat ook België politiewaarnemers wilde sturen, lag samenwerking voor de hand. De BE/NL Police Monitor Unit Haiti – die operatie Columbus uitvoerde – was 49 personen sterk en stond onder leiding van een Belgische majoor, met als plaatsvervanger een Nederlandse kapitein. De samenwerking tussen Belgen en Nederlanders zou overigens niet altijd even soepel verlopen. Naast communicatieproblemen – de meeste Belgen spraken alleen Frans – waren de Belgische militaire politieagenten slechts gewend binnen de krijgsmacht te opereren, terwijl de Nederlandse marechaussees zich als algemeen opsporingsambtenaar makkelijker onder de bevolking begaven. De Belgen konden op hun beurt weer beter communiceren met de Franstalige Haïtiaanse bevolking.
De marechaussees stonden op 4 oktober klaar voor vertrek. Nader politiek overleg – de Tweede Kamer wilde garanties voor de veiligheid van de Nederlanders – en een overschot aan politiewaarnemers in de Haïtiaanse hoofdstad (waar de BE/NL Police Monitor Unit Haiti oorspronkelijk zou worden gestationeerd), hadden tot gevolg dat de eenheid op 7 november als een van de laatste IPM-contingenten arriveerde. Zij werd in de kustplaats Port-de-Paix in het noordwesten van Haïti geplaatst. De algehele rust in deze plaats stond in groot contrast tot de onrust elders in Haïti. De marechaussees kregen tot taak, in hun Chevrolet Blazers of te voet, Haïtiaanse agenten van zowel het oude, deels gezuiverde gezagsapparaat als van de overbruggende Interim Public Security Force (IPSF) te vergezellen op patrouilles en erop toe te zien dat zij de Haïtiaanse wetten en de universele mensenrechten naleefden en handhaafden. Het was de waarnemers toegestaan om een wapen te dragen en zij mochten ter verdediging van zichzelf en anderen geweld gebruiken.

Opleidingen
De waarnemers hadden ook een belangrijke adviserende en opleidingstaak. Contact met het hoofdkwartier van de IPM was er nauwelijks en de basisopleiding voor nieuwe Haïtiaanse agenten gebeurde dan ook voornamelijk op eigen initiatief van de IPM’ers ter plaatse. De Haïtianen kregen onder meer les in het omgaan met gevangenen, het behandelen van klachten en het uitvoeren van eenvoudig politieonderzoek.
De United Nations Civilian Police (UNCIVPOL) arriveerde begin maart 1995 om vervolgens – na een overgangsperiode van twee weken – de taken van de IPM op zich te nemen. Het Belgisch-Nederlandse detachement kon daardoor op 17 maart huiswaarts keren. Eén marechaussee bleef tot 1 mei als lid van UNMIH.
