Politiemissie Proxima, Macedonië
Duur missie: 12 december 2003 - 15 december 2005
Aantal militairen: 12
Dodelijke slachtoffers: geen
Dapperheidsonderscheidingen: geen
Achtergronden
De Macedonische bevolking bestaat vooral uit Slavische Macedoniërs en etnische Albanezen. De Slavische Macedoniërs bezetten traditioneel de sleutelposities in de samenleving. Hoewel etnisch-Albanese partijen na de onafhankelijkheid deel uitmaakten van vrijwel alle regeringen, was er tot 2001 weinig vooruitgang geboekt op het gebied van hun politieke en sociaaleconomische eisen. De Albanezen probeerden dit met geweld bij te zetten. De partijen sloten op 6 juli 2001 een staakt-het-vuren. De Slavisch-Macedonische en etnisch-Albanese leiders ondertekenden vervolgens op 13 augustus het zogeheten akkoord van Ohrid dat de territoriale integriteit en het multi-etnische karakter van de Macedonische samenleving erkende.
Het Nederlandse aandeel
De uitvoering van die onderdelen van het akkoord van Ohrid die gericht waren op de decentralisatie van het politieapparaat verliepen eind 2003 uiterst moeizaam. De Macedonische regering had hierdoor problemen de orde en veiligheid in en de controle over de voormalige crisisgebieden te herstellen. De noodzaak van een snelle en duurzame hervorming van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en het politieapparaat was dan ook groot. De door de Europese Unie (EU) gemandateerde missie Proxima had als taak de Macedoniërs te begeleiden bij het bestrijden van de georganiseerde misdaad, het handhaven van de openbare orde, het hervormen van het politieapparaat, het opzetten van de Macedonische grenspolitie, het herstel van het vertrouwen van de Macedonische bevolking in de politie, en het bevorderen van de samenwerking met de buurlanden op het gebied van politiezaken. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van politietaken lag dus bij de lokale politiefunctionarissen zelf. In totaal tweehonderd politiefunctionarissen – voor het grootste deel uit de lidstaten van de Europese Unie – werden geplaatst op het Ministerie van Binnenlandse Zaken en bij verschillende politiebureaus. De missie stond onder leiding van Head of Mission Javier Solana, die verantwoording aflegde aan de EU-coördinator voor buitenlands beleid. De Proxima-agenten waren ongewapend, op een kleine groep na die verantwoordelijk was voor de veiligheid van de missieleden. De EU besloot op 11 oktober 2004 de missie voor een jaar te verlengen. Het aantal politiefunctionarissen daalde gelijktijdig naar 120 en het mandaat werd beperkt. De missie richtte zich nu op de georganiseerde misdaad, de grenspolitie en de prestaties van de algemene geüniformeerde politiedienst.
Het Nederlandse kabinet besloot op 28 november 2003 maximaal acht marechaussees en acht civiele politiefunctionarissen ter beschikking te stellen voor de EU-politiemissie Proxima. Het gemengde politie/marechausseedetachement, zes marechaussees en zes politieagenten, vertrok op 26 januari 2004 voor de duur van een jaar naar Macedonië. De zes marechaussees werden in december 2004 afgelost door vier collega’s. Eén van de marechaussees omschreef het werk als “een taaie klus omdat de Macedonische politiemensen in een soort (tijdelijke) identiteitscrisis verkeren. Veroorzaakt doordat de grensbewakingtaak is overgeheveld van het Ministerie van Defensie naar Binnenlandse Zaken. In deze cultuuromslag zijn de agenten plotseling geen militair meer, maar burger. Daarbij komt dat de basisuitrusting voor het politiepersoneel ‘nieuwe stijl’ als handboeien, verbindingsmiddelen, verkeersvesten en wapens zich nog steeds in de magazijnen van het Ministerie van Defensie bevindt. Een rare situatie, want een brief schrijf je ook niet zonder pen.” De Nederlanders constateerden dat het moeilijk was om structurele veranderingen voor elkaar te krijgen. De Macedonische agenten kozen meestal voor de weg van de minste weerstand en gaven minder belangrijke zaken voorrang. Het mandaat van Proxima eindigde op 15 december 2005. De missie werd overigens in gewijzigde vorm en zonder Nederlandse bijdrage voortgezet als EU Advisory Team.