Rapid Reaction Force (RRF) in Bosnië
Duur missie: 17 juni 1995 - 20 december 1995
Aantal militairen: 186
Dodelijke slachtoffers: geen
Dapperheidsonderscheidingen: geen
Achtergronden
Bestuurlijk bestond het multiculturele Joegoslavië sinds haar oprichting in 1945 uit zes deelrepublieken, die sinds een grondwetswijziging in 1974 een grote mate van zelfstandigheid kenden. De oliecrises en de daarmee gepaard gaande economische malaise en de opkomst van het Servische nationalisme, zorgden in de loop van de jaren tachtig voor een fataal mengsel, dat het einde van de federatie zou inluiden. De Serviërs wensten het behoud van een krachtige Joegoslavische eenheidsstaat als garantie voor het behoud van hun politieke macht en culturele identiteit. De Serviërs vreesden bovendien voor de rechten van hun volksgenoten in de andere deelrepublieken. De Servische president Slobodan Milosevic stookte het nationalistische vuurtje op door een Groot-Servië te bepleiten en zich als de beschermer van alle Serviërs in Joegoslavië op te werpen. Slovenië en Kroatië riepen op 25 juni 1991 hun onafhankelijkheid uit. De Bosnische Kroaten en Moslims volgden in maart 1992. Het Joegoslavische leger (JNA) greep vrijwel onmiddellijk in. De oorlog in Bosnië begon op 2 april 1992. Enkele dagen later erkenden de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten de onafhankelijkheid van de republiek Bosnië. Het door Serviërs gedomineerde federale parlement in Belgrado riep vervolgens op 27 april 1992 de nieuwe Federale Republiek Joegoslavië (huidig Servië en Montenegro) uit. Een lange bloedige burgeroorlog was het gevolg. De internationale gemeenschap kon niet meer doen dan de ernstigste uitwassen van de oorlog tegen te gaan, maar moest in veel gevallen lijdzaam toezien hoe de burgerbevolking het slachtoffer was van etnische zuivering en massamoord.
De internationale machteloosheid deed Frankrijk, Groot-Brittannië en Nederland in het voorjaar besluiten de slagkracht van UNPROFOR te vergroten. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties ging hiermee in juni akkoord. In juli en augustus arriveerde de zwaarbewapende Rapid Reaction Force (RRF).

Het Nederlandse aandeel
De Nederlandse regering besloot op 7 juni 1995 tot deelname aan de Frans/Britse Rapid Reaction Force (RRF) met een versterkte mortiercompagnie van het Korps Mariniers (158 militairen) met zes mortieren 120 mm, een mortieropsporingsradareenheid van de Koninklijke Landmacht (22 militairen) en zes staffunctionarissen. De mortieropsporingsradareenheid bestond uit twee groepen militairen met elk een AN/TPQ 36-radarinstallatie (een derde radar was reserve).
Het Nederlandse contingent (in totaal 186 militairen) in de RRF stond onder bevel van een majoor der mariniers en was ondergebracht in een Multinational Brigade (MNB). Een verkenningsgroep reisde op 17 juni naar Bosnië, twee weken later gevolgd door een groep van 25 militairen die het materieel in Split moesten lossen. Zo’n 125 militairen vertrokken op 11 juli uit Split, maar bivakkeerde noodgedwongen vijf weken lang elders in Kroatië voordat de RRF toestemming kreeg om zich op de berg Igman bij Sarajevo te ontplooien. De mortiercompagnie en de mortieropsporingsradareenheid werden bij aankomst op de berg als derde en vierde batterij aan het Britse 19(UK)Field Artillery Regiment toegevoegd. De radarsystemen waren respectievelijk vanaf 17 en 23 augustus 1995 operationeel. Deze Nederlandse radarsystemen waren op dat moment het meest moderne materieel voorhanden voor de geallieerde troepen op de berg Igman.

'Verdomd goed ingegraven'
NAVO-vliegtuigen en de RRF straften in een gezamenlijke actie een op 28 augustus uitgevoerde bloedige Bosnisch-Servische mortierbeschieting op Sarajevo af, door twee weken lang de stellingen van de Bosnische Serviërs rondom Sarajevo onder vuur te nemen (operatie Deliberate Force). De Nederlandse mortieren arriveerden een dag later. De Nederlandse mariniers vuurden in de eerste twee weken zoveel granaten af, dat de voorraden tijdelijk met Franse munitie moesten worden aangevuld. Zij namen voornamelijk het zware materieel van de Serviërs onder vuur, dat rondom Sarajevo stond opgesteld. “Denk nou niet dat alle doelen onmiddellijk vernietigd waren, want die Serviërs zitten verdomd goed ingegraven en hebben soms enkele meters dak boven zich. Om daar met een mortier doorheen te breken, is moe[i]lijk.”, vertelde een forward observer kapitein aan een journalist van de Defensiekrant. De mortieropsporingsradars stonden tijdens de gehele operatie in direct contact met het vuursteuncoördinatiecentrum van de MNB, waar een kapitein de scepter zwaaide. Het vuur van de Bosnisch-Servische wapens kon zo binnen enkele minuten worden gelokaliseerd en beantwoord. Volgens een van de Nederlandse groepscommandanten werd 80% van de doelen, die de opsporingsradars opgaven, vernietigd. Zodra de Serviërs granaten afvuurden, pikten de radars deze binnen een seconde op. Deze informatie gaven de Nederlandse militairen weer door aan het vuursteuncoördinatiecentrum van de Britten.

Tripflares
De mariniers begonnen medio september met het versterken van hun posities. Er werden stevige blokhutten van hout vervaardigd en versterkte vuurpunten gecreëerd met behulp van boomstammen en zandzakken. Rondom de posities werd een dubbele rij prikkeldraad geplaatst met tripflares er tussenin. Ten slotte werden twee mitrailleurposities ingericht, die beide naderingswegen bestreken. Na die eerste twee weken werd het rustiger rond Sarajevo, Operatie Deliberate Force had goed gewerkt als afschrikmiddel. Door de hulp van het RFF kwam het dagelijkse leven in Sarajevo weer langzaam op gang. De RRF en daarmee ook de MNB gingen op 20 december 1995 over in de nieuwe NAVO-operatie: IFOR.
