Reddingsoperatie hotelplatform Noorwegen
Duur missie: 27 maart 1980 - 29 maart 1980
Aantal militairen: 280
Dodelijke slachtoffers: geen
Dapperheidsonderscheidingen: geen
Achtergronden
De 'Alexander L. Kielland' was gebouwd als een olieboorplatform in de Noordzee, maar vervulde die taak niet. Het kunstmatige eiland deed dienst als ‘hotel’ voor het ernaast gelegen boorplatform Edda. De twee waren onderling verbonden door een dertig meter lange brug. De platforms lagen voor de kust van Noorwegen, bij het Ekofisk-olieveld van Philips Petroleum Chemicals. Op 27 maart 1980 ging tijdens een zware storm een horizontale steunbalk op de Kielland kapot. Dit zorgde ervoor dat één van de vijf verticale pilaren afbrak. Hierdoor kapseisde het platform binnen een kwartier. Het snelle omvallen werd versneld door het 200 ton wegende, ongebruikte boorstation dat nog op het platform was gemonteerd.
Van de 212 mensen aan boord kwamen er 123 om het leven en overleefden slechts 89 de ramp. Sommigen wisten in de storm naar de Edda te zwemmen, anderen werden door de tien meter hoge golven meegesleurd. Na onderzoek van het wrak werd gedacht dat het ongeluk was veroorzaakt door een lasfout en metaalmoeheid in de constructie. Later onderzoek zou hebben uitgewezen dat er sabotage was gepleegd met explosieven, al is deze bewering nooit bevestigd door de Noorse autoriteiten. De ramp bleef zo een mysterie: ongeval of aanslag?
Het Nederlandse aandeel
In het eerste uur na de ramp nam het Noorse Rescue Coordination Centre (RCC) in Stavanger telefonisch contact op met het Nederlandse RCC te Valkenburg. Van hieruit ontving de jager Hr.Ms. Overijssel het bericht binnen, dat de Kielland was gekapseisd. Toen de noodmelding binnenkwam, lag de Overijssel ter hoogte van IJmuiden. De plek van de ramp lag 220 mijl noordelijker. Met een vaart van 22 knopen (40 km per uur) voer het Nederlandse schip de hele nacht door om op vrijdagochtend 28 maart ter plaatse te zijn.
De leidinggevende overste van de Overijssel kreeg om 09.30 uur als On Scene Commander (OSC) de taak de zoekacties van de te hulp geschoten oppervlakteschepen en marineverkenningsvliegtuigen te coördineren. Tegen de avond stonden 42 schepen uit verschillende landen onder zijn commando. “Het was een chaotische toestand met de vele oppervlakteschepen en het luchtverkeer daarboven. Er kwamen gedurende de dag steeds meer eenheden het gebied binnen. Ik heb na enige tijd op de noodfrequentie, grof gezegd, dat iedereen zijn mond moest houden, aangezien iedereen door en langs elkaar heen praatte”, aldus de overste.

Vier zoeksectoren
Britse Nimrod-marinevliegtuigen konden door een tekort aan communicatiemiddelen de coördinatie niet aan, zodat de Overijssel ook deels werd belast met de helikoptercoördinatie. De overste deelde het gebied in vier zoeksectoren in, met als middelpunt de Kielland. Hij kreeg onder andere hulp van de Nederlandse Shell-tanker Zafra, het Deense fregat Fylla en het Noorse fregat Narvik. Elk schip nam de leiding over een van de vier sectoren op zich. Er werd in een straal van 15 zeemijlen (bijna dertig kilometer) naar overlevenden gezocht. Tijd om lichamen uit het water te halen kreeg de bemanning van de Overijssel zelf niet, omdat iedereen nodig was voor de coördinatie met de andere schepen en de marineverkenningsvliegtuigen. Er waren echter genoeg reddingeenheden in de buurt, die deze taak op zich konden nemen. De overste was tevreden over zijn mensen: “De bemanning van de Overijssel is dag en nacht in touw geweest en heeft vanwege de chaos weinig rust gehad. Een compliment gaat ook zeker naar hen uit.”
Terugkeer
Zaterdagmiddag 29 maart moest de Overijssel de hulpverlening staken wegens een slinkende brandstofvoorraad. Het schip keerde terug naar Nederland. Niet veel later werd de reddingsoperatie door de Noren gestopt. Alleen de Noorse Narvik bleef nog ter plaatse als OSC. Op haar laatste restanten brandstof bereikte de Overijssel op 30 maart tegen 17.00 uur de haven van Den Helder.
Bijna een jaar later, op 25 maart 1981, kreeg de Overijssel een herinneringsplaquette, een Award of Merit, aangeboden door Philips Petroleum Chemicals, als blijk van waardering voor de geleverde hulp. De overste werd, mede vanwege de reddingsactie, later benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau.