United Nations Transition Assistance Group (UNTAG)

Duur missie: 23 maart 1989 - 11 april 1990
Aantal militairen: 89
Dodelijke slachtoffers: geen
Dapperheidsonderscheidingen: geen

Achtergronden

In 1920 verleende de Volkenbond aan Zuid-Afrika het mandaat over de voormalige Duitse kolonie Zuidwest-Afrika. Zuid-Afrika probeerde daarna hardnekkig Zuidwest-Afrika als provincie in te lijven. Vanaf 1945 verzetten de Verenigde Naties (VN) zich hiertegen. De Algemene Vergadering ontnam Zuid-Afrika daarom in 1966 het mandaat over Namibië, zoals Zuidwest-Afrika inmiddels werd genoemd. Intussen verzette de bevrijdingsbeweging in dit gebied, de South West Africa People’s Organization (SWAPO), zich met geweld tegen de voortdurende Zuid-Afrikaanse annexatiepogingen.

Om het conflict te bij te leggen richtten de vijf westerse landen die in 1976 zitting hadden in de VN-Veiligheidsraad een contactgroep op. Deze contactgroep stelde in april 1978 voor om – in het kader van een breed vredesplan – de United Nations Transition Assistance Group (UNTAG) op te richten voor het toezicht op vrije en eerlijke verkiezingen in Namibië. Deze verkiezingen moesten de belangrijkste stap zijn in het door de VN gesteunde proces richting onafhankelijkheid.

Nieuw vredesinitiatief

De Veiligheidsraad stemde op 29 september 1978 in met het plan van de contactgroep. De leden van de contactgroep hadden echter verzuimd de steun van alle strijdende partijen te krijgen. Zonder die steun was het plan gedoemd te mislukken. De strijd tussen Zuid-Afrika en SWAPO laaide in de eerste helft van de jaren tachtig dan ook in alle hevigheid op, vooral omdat Namibië meegetrokken werd in de strijd tussen de grote mogendheden om invloed in zuidelijk Afrika. Zo gingen Cubaanse troepen in Angola steun verlenen aan SWAPO, die in dit land al beschikte over trainingskampen en uitvalbases.

Pas in 1988 was het klimaat rijp voor een nieuw vredesinitiatief. Twee factoren droegen hieraan bij. Ten eerste bracht een internationale boycot tegen Zuid-Afrika dit land in dusdanige economische problemen dat het de kosten van de oorlog niet meer kon dragen. Ten tweede verloor Namibië met het einde van de Koude Oorlog zijn betekenis als strijdtoneel tussen Oost en West. Toen de Sovjet-Unie de geldkraan dichtdraaide, moest Cuba dan ook zijn troepen uit Angola terugtrekken.

Vergroot afbeelding Zwart-witfoto, buiten. Rechts op de voorgrond een militair met zijn armen over elkaar, om zijn linkerschouder een witte nestel (koord). Voor hem zitten mensen op een matras op de grond, met de rug naar de camera. Zij kijken naar een witte truck met verkiezingsposters, waar vier mensen op staan en zitten die de kleine menigte toespreken. Twee mensen leunen staand tegen de truck. In de achtergrond een boom en een muur, daarboven steekt een kleine windmolen uit.
Beeld: ©NIMH / Digitale Selecties
Een Nederlandse marechaussee (rechts) houdt tijdens een bijeenkomst van het United Democratic Front (UDF) een oogje in het zeil.

Het VN-mandaat en de taken van UNTAG

Op 2 december 1988 sloten Zuid-Afrika, Angola en Cuba een akkoord. Er werd afgesproken dat de Cubaanse troepen uit Angola zouden worden teruggetrokken. Zuid-Afrika zou zich vervolgens uit Namibië terugtrekken. De Veiligheidsraad gaf op 16 januari 1989  groen licht aan UNTAG om per 1 april daadwerkelijk van start te gaan. UNTAG kreeg twaalf maanden de tijd om Namibië op de weg naar vrije verkiezingen en onafhankelijkheid te begeleiden.

De structuur van UNTAG was afgeleid van de voorstellen van de contactgroep uit 1978. UNTAG zou een civiel en een militair onderdeel krijgen. Deze laatste telde drie infanteriebataljons en had tot taak de handhaving van het staakt-het-vuren te controleren, toe te zien op de kantonnering van de SWAPO-militairen in en de terugtrekking van de Zuid-Afrikaanse strijdkrachten uit Namibië. De civiele poot, waarin het bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal voor Namibië was opgenomen, moest alle voorbereidingen voor de verkiezingen treffen en een aantal bestuurstaken op zich nemen. Daarvoor werd in het civiele onderdeel van UNTAG onder meer een contingent politiewaarnemers (Civilian Police, CIVPOL) opgenomen, bestaande uit burger-politieambtenaren. Gezien de grote steun voor UNTAG onder de Namibische bevolking en de toegezegde medewerking van Zuid-Afrika en SWAPO aan het vredesproces, verkleinden de VN al bij voorbaat de omvang van het militaire onderdeel. Daarentegen werd de sterkte van CIVPOL opgevoerd van 500 politiewaarnemers naar 1.500 op 31 oktober 1989. Zij stonden onder bevel van een politiecommissaris, die ook optrad als adviseur van de speciale vertegenwoordiger, en opereerden in zeven politiedistricten, verspreid over uiteindelijk 49 politiebureaus.

De politieambtenaren van CIVPOL moesten erop toezien dat de South West African Police (SWAPOL) – het politiekorps in Namibië dat door Zuid-Afrika was opgezet en nog onder zijn invloed stond – de orde en het gezag efficiënt, professioneel en onpartijdig handhaafde. Voorwaarde voor een goede taakuitoefening door CIVPOL was een nauwe samenwerking met SWAPOL. Dit bleek het moeilijkst in het noorden, waar de strijd het hevigst was geweest. Met name de speciale en keiharde antiguerrilla eenheid van SWAPOL, Koevoet geheten, zorgde voor veel problemen.

Het Nederlandse aandeel

De Nederlandse regering had zich in 1978 al bereid getoond militair personeel te leveren voor UNTAG, namelijk een geneeskundige compagnie met een aanvullingsdetachement voor verzorgende taken. De Nederlandse regering besloot in 1979, als direct gevolg van de deelname aan UNIFIL, het oorspronkelijke aanbod om te zetten in een contingent politieagenten. De reorganisatie van het Nederlandse politieapparaat betekende echter dat de Nederlandse regering in oktober 1988 noodgedwongen een beroep moest doen op de Koninklijke Marechaussee (KMar).

De Nederlandse kwartiermakers vertrokken – na een formeel verzoek van de secretaris-generaal op 7 maart 1989 aan de Nederlandse regering – op 23 maart 1989 uit Nederland. In Namibië aangekomen, werd de commandant van het detachement, een luitenant-kolonel, inmiddels benoemd tot hoofd operatiën van UNTAG, onmiddellijk met een zeer verontrustende ontwikkeling geconfronteerd. Op 1 april, de dag dat het staakt-het-vuren zou ingaan en UNTAG haar werkzaamheden startte, vielen SWAPO-strijders vanuit Angola het land binnen. Deze ontwikkeling bepaalde voor een groot deel de ontplooiing van de politiewaarnemers. Besloten werd het merendeel in het noorden van Namibië te concentreren, waar hoe dan ook zeventig procent van de Namibische bevolking woonde. De hoofdmacht van het detachement arriveerde op 15 april 1989 in hoofdstad Windhoek, waar de waarnemers gedurende een week over hun standplaats en taken werden geïnformeerd. Vervolgens vertrokken de Nederlanders naar hun posten in Rundu, Katima Mulilo, Oshakati, Grootfontein en Katutura. Een deel van deze marechaussees werd voor zes maanden uitgezonden en een deel voor acht maanden. De overlap van twee maanden moest de continuïteit waarborgen.

Vergroot afbeelding Kleurenfoto, buiten. Op de voorgrond twee groene metalen tafels met pennen, mappen en papieren. Daarachter staan vier mannen, één daarvan buigt voorover en drukt met beide handen de linkerhand van de tweede man op iets dat op tafel ligt. Links van hen staat een militair in beige uniform en zijn linkerhand in de broekzak toe te kijken. Achter de voorovergebogen man staat een jongere man ook toe te kijken. Helemaal rechts is een auto voor de helft te zien. De omgeving in de achtergrond is savanne-achtig: zanderig, met geel gras, struiken en bomen.
Beeld: ©NIMH / Digitale Selecties
Een wachtmeester eerste klasse kijkt mee terwijl een Namibische burger zich met een vingerafdruk registreert voor de verkiezingen.

Op patrouille

De marechaussees gingen, samen met collega’s uit andere landen, regelmatig als waarnemer met SWAPOL op patrouille. De Nederlandse marechaussees bleken ten opzichte van hun collega’s uit andere landen een belangrijk voordeel te hebben: ze konden zich tegenover Zuid-Afrikanen verstaanbaar maken. De Nederlanders werden onder meer om die reden veel gevraagd voor patrouilles. CIVPOL had voor het patrouilleren de beschikking over Landrovers, Toyota Landcruisers en na enkele maanden ook veertig van SWAPOL gehuurde Casspirs: zwaar bepantserde, mijnbestendige wielvoertuigen. Tot het moment waarop CIVPOL over de gehuurde Casspirs kon beschikken, leende het in noordoostelijk Namibië opererende Finse bataljon zijn SIZU-pantserwielvoertuigen uit voor patrouilles met mijnengevaar. Het werd al snel een uitproberen van Casspirs tegen de SIZU, door de plaatselijke bevolking de witte VN-boot op wielen genoemd. Deze laatste kon de Casspirs tot groot ongenoegen van SWAPOL makkelijk bijhouden en bleek zeker zo sterk.

Handen gebonden

De handen van CIVPOL waren over het algemeen behoorlijk gebonden. De VN-politieambtenaren hadden geen arrestatiebevoegdheden en konden het functioneren van SWAPOL slechts indirect beïnvloeden. Burgers konden namelijk wel klachten indienen bij CIVPOL over het optreden van SWAPOL. CIVPOL stelde dan een onderzoek in. Naast de patrouillegang hield CIVPOL vanaf juni 1989 ook een oogje in het zeil tijdens de terugkeer van vluchtelingen, leverde ze waarnemers voor de kiezersregistratie, die op 3 juli startte, en was ze geregeld aanwezig bij verkiezingsbijeenkomsten. Ruim 1.000 CIVPOL-agenten werden tussen 7 en 11 november vrijgemaakt om, tezamen met meer dan 1.700 andere internationale waarnemers, toezicht te houden op de verkiezingen.

Vergroot afbeelding Zwart-witfoto, buiten. Een groot, wit pantservoertuig staat in de zon, van linksvoor gezien. Op de zijkant zijn de letters UN geschilderd, boven het linker achterwiel hangt een reservewiel. Helemaal bovenop zit een militair op zijn hurken, hij draagt een zonnebril. Op de achtergrond een muur van metalen golfplaten en links prikkeldraad.
Beeld: ©NIMH / Digitale Selecties
Een Nederlandse deelnemer van UNTAG zit op een Zuid-Afrikaanse Casspir, die door zijn vorm van de bodem vooral bescherming biedt tegen mijnen.

Betere bemanning

Nederland besloot in juni 1989, op verzoek van de secretaris-generaal, zijn contingent met 27 marechaussees uit te breiden. Het aantal marechaussees schommelde tussen juli 1989 en maart 1990 rond de 58. UNTAG had nu genoeg agenten om ook de zuidelijke bureaus beter te bemannen. Nederlanders kwamen terecht in Marienthal, Keetmanshoop, Rehoboth en Gobabis. Enkele ervaren Nederlanders uit het noorden ruilden van plaats met de nieuw aangekomenen in het zuiden.

Na de verkiezingen daalde de omvang van SWAPOL sterk, waardoor CIVPOL zich, met succes, meer en meer met het handhaven van rust en stabiliteit in het land kon bezighouden. Het merendeel van de Nederlanders keerde rond de soevereiniteitsoverdracht van 21 maart 1990 terug: op 6 maart de eerste twintig, op 30 maart een tweede groep van 36. Slechts de luitenant-kolonel en een opperwachtmeester bleven tot 11 april om lopende zaken af te wikkelen. Het detachement werd op 26 april 1990 ontbonden.