United Nations Yemen Observation Mission (UNYOM)
Duur missie: 27 november 1963 - 12 september 1964
Aantal militairen: 10
Dodelijke slachtoffers: geen
Dapperheidsonderscheidingen: geen
Achtergronden
Op 26 september 1962, een week na het overlijden van de Jemenitische koning Ahmed pleegde een kapitein van de koninklijke lijfwacht, Abdullah al-Sallal, een staatsgreep. De hervormingsgezinde troonopvolger, Mohammed al-Badr, vluchtte met zijn gevolg vanuit de hoofdstad Sanaa naar het bergachtige noorden van Jemen, waar zich de harde kern van de koningsgezinde zaiditische (sjiitische) aanhang bevond. Het zuiden was traditioneel soennitisch en kosmopolitischer ingesteld dan de bergstammen in het noorden. Enkele dagen later erkende Egypte het nieuwe republikeinse bewind van al-Sallal, waarna het koninkrijk Saudi-Arabië zijn steun uitsprak voor al-Badr.
Al-Badr bond vanuit het bergachtige noorden de strijd aan. Het conflict internationaliseerde toen Egypte in oktober 1962 troepen, wapens en voorraden naar Jemen stuurde om de opstandige royalisten te bedwingen. Saudi-Arabië intervenieerde niet met troepen, maar leverde wel wapens en voorraden aan de royalisten. Onder internationale druk kwamen Egypte en Saudi-Arabië in april 1963 nader tot elkaar. Egypte zegde toe zijn expeditieleger terug te trekken, terwijl beide landen afspraken de militaire leveranties stop te zetten.

Het VN-mandaat en de taken van UNYOM
De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) stuurde op 11 juni 1963 en stuurde VN-waarnemers naar Jemen om de uitvoering van het akkoord tussen Egypte en Saudi-Arabië te controleren. Aan deze United Nations Yemen Observation Mission (UNYOM) werd geen tijdslimiet gesteld. De secretaris-generaal kon zonder toestemming van de Veiligheidsraad de duur van de operatie verlengen. De kosten van UNYOM werden namelijk door Egypte en Saudi-Arabië gedragen. Het voortduren van de operatie was dan ook grotendeels afhankelijk van hun bereidheid de rekening te betalen. Zesmaal bleken de beide landen bereid de operatie met twee maanden te verlengen, tot Saudi-Arabië in augustus 1964 aangaf het geld niet meer te willen opbrengen. Egypte ging akkoord met de beëindiging van de operatie per 4 september 1964.
UNYOM werd op 4 juli 1963 operationeel en had tot taak de naleving van het akkoord tussen Egypte en Saudi-Arabië te observeren en daarover te rapporteren. Dit akkoord zag er op papier beter uit dan in de praktijk. UNYOM had namelijk geen mandaat om een einde aan de burgeroorlog tot stand te brengen. Zonder Egyptische steun was het republikeinse bewind van al-Sallal niet in staat de royalisten te weerstaan. Saudi-Arabië op zijn beurt was bang dat Egypte gebieden langs de Jemenitisch-Saudische grens wilde veroveren.
Bergachtig grensgebied
Controle op Egyptische troepenbewegingen was relatief eenvoudig, omdat die langs de schaarse wegen moesten verlopen. Een groter probleem vormde de controle op het Saudische deel van de overeenkomst. Het grensgebied tussen Jemen en Saudi-Arabië in het noorden was erg bergachtig en bood veel gelegenheid voor wapensmokkel. Hier stelde de VN een gedemilitariseerde zone in van twintig kilometer breed. De twee observatieposten die UNYOM inrichtte en luchtverkenningen die zij boven de zone uitvoerden, bleken onvoldoende om al het grensverkeer te onderkennen. De vliegtuigen konden ’s nachts niet worden ingezet en de helikopters functioneerden slecht op grote hoogte. Daarom maakte de luchtverkenningseenheid in november 1963 plaats voor 25 extra United Nations military observers (UNMO’s).
Het Nederlandse aandeel in UNYOM
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken liet op 21 november 1963 aan de VN weten dat Nederland bereid was twee majoors van het Korps Mariniers te leveren voor de uitbreiding van UNYOM. De twee Nederlandse officieren arriveerden al op 27 november 1963 in de hoofdstad Sanaa. Zij werden vrijwillig uitgezonden voor een periode van twee maanden. De oorzaak voor de korte duur van de inzetperiode lag in de weigering van de geldschieters van UNYOM – Egypte en Saudi-Arabië – om voor een langere periode fondsen te garanderen. Toen begin januari 1964 bekend werd dat de missie tot 4 april zou worden verlengd, vroeg de VN aan Nederland of de twee majoors langer als UNMO’s konden aanblijven. Aangezien de officieren op vrijwillige basis waren vertrokken, was de keus aan hen. De beide mariniers stemden in, onder voorwaarde dat een van hen slechts één maand langer zou dienen. Op 20 januari 1964 verzocht de secretaris-generaal Nederland nog een officier te leveren, bij voorkeur een kapitein. Het antwoord was positief. De twee al aanwezige officieren konden op 2 februari 1964 hun nieuwe collega begroeten. Op 9 april deed de VN wederom een verzoek en ook nu was Nederland bereid een officier ter beschikking te stellen. In de loop van mei kon hij met zijn werkzaamheden beginnen. Al met al vulde Nederland dus vier functies binnen het waarnemerskorps.

Op patrouille
De waarnemers meldden zich na aankomst bij het VN-hoofdkwartier in Sanaa en werden na enkele dagen overgeplaatst naar een buitenpost. Na elke verlofperiode kregen de waarnemers over het algemeen een andere buitenpost toegewezen. De havenplaats Hodeida was een van de bekendere buitenposten. Hier verbleven de waarnemers in een pas geopend hotel. De grootste buitenpost was een aan de voet van de heuvel Uqd gelegen tentenkamp. In dit barre woestijngebied reden de UNMO’s hun dagelijkse patrouilles altijd met minimaal twee jeeps en twee tot vier personen. Andere posten waar Nederlandse waarnemers werden geplaatst, waren Jizãn aan de Rode Zee (in Saoedi-Arabië) en Sa’dãh.
De waarnemers hadden als taak vaste en tijdelijke observatieposten te bemannen en van daaruit de naleving van het Egyptisch-Saudische akkoord te controleren. Zij mochten zich buiten de gedemilitariseerde zone begeven om onderzoek te doen naar eventuele Saudische steun aan de royalisten. Daarnaast hielden de waarnemers toezicht op Egyptische troepenbewegingen en onderhielden ze nauwe contacten met de Egyptische commandanten ter plaatse. Verder gingen de Nederlanders indien nodig mee met luchtverkenningen en voerden ze patrouilles uit op de grond.

Operatie ten einde
Eind augustus stonden in Nederland twee nieuwe officieren klaar om af te reizen naar Jemen toen de UNYOM-operatie werd beëindigd. De laatste Nederlandse UNMO keerde op 12 september 1964 terug. In totaal vertrokken negen officieren der mariniers en een majoor van de Koninklijke Landmacht naar Jemen. Zij dienden minimaal twee en maximaal vijf maanden bij UNYOM.