1870-1914: Frans-Duitse oorlog opent de ogen
In Nederland komt er hernieuwde politieke en maatschappelijke aandacht voor het leger. Dit komt door de opkomst van Pruisen, de Duitse eenwording en vooral de Frans-Duitse oorlog van 1870.
In de laatste decennia van de 19e eeuw zijn er veel hervormingen en vernieuwingen:
- modernere schepen;
- vervanging van hout door ijzer;
- stoomvoortstuwing;
- moderne handvuurwapens en snelvuurgeschut voor het leger;
- invoering persoonlijke dienstplicht (1898);
- de leefomstandigheden van de militairen in de kazernes verbeteren aanzienlijk.
Verder is er uitbreiding van de marechaussee: van 2 naar 4 divisies. Ook de landmacht krijgt te maken met een complete verandering van gedaante. Nederland gaat de 20e eeuw in met een uitgebreid en in veel opzichten gemoderniseerd leger.
Frans-Duitse oorlog opent de ogen
Overzicht gebeurtenissen
-
Periode 1870 - 1914
-
Door de dreiging van een oorlog tussen Duitsland en Frankrijk kondigt Nederland de mobilisatie af. Deze legt de slechte toestand bloot waarin het leger verkeert. Modernisering van materieel en bewapening blijkt hard nodig.
Frans-Duitse oorlog breekt uit
3 dagen na de mobilisatieafkondiging breekt de Frans-Duitse oorlog uit. Nederland verklaart zich neutraal. Tot verrassing van velen behaalt Pruisen een gemakkelijke overwinning. Dat zorgt voor een koersverandering in het denken over de Nederlandse defensie.
-
Minister van Oorlog A.W.Ph. Weitzel concentreert de verdediging van Nederland in de westelijke provincies. Dit kerngebied gaat rond 1890 Vesting Holland heten. Er is rondom beveiliging door de zee (de Noordzee en de Zuiderzee) en door sterke linies.
Nieuwe Hollandse Waterlinie
De Nieuwe Hollandse Waterlinie beschermt het gebied aan de oostkant. 2 aparte stellingen schermen het gebied in het zuiden af. 1 rond Willemstad en de andere tussen Brielle en Hellevoetsluis. Aan de noordkant ten slotte komt de stelling van Amsterdam te liggen. Dit is een ring van forten en inundaties (gebieden onder water) rond de hoofdstad.
De aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie gebeurt op advies van luitenant-generaal C.R.Th. baron Krayenhoff. In 1816 is met de aanleg gestart. Verbetering en uitbreiding van deze linie vindt plaats tot in de jaren 1880.
Ontmanteling
De Vestingwet bepaalt verder dat vestingen en linies die in onbruik zijn geraakt worden opgeheven. Dit zijn vooral vestingen en linies in de noordelijke, oostelijke en zuidelijke provincies. Voor de vestingen komt dit neer op ontmanteling.
-
De Hydrografische Dienst is de vijfde afdeling van het departement van Marine te Den Haag. 20 jaar later gaat ook het Indische Hydrografische Bureau definitief over van Batavia naar Nederland. Vanaf dat moment is de afdeling Hydrografie het centrale punt voor hydrografisch onderzoek in Nederland en de koloniën.
Deze afdeling Hydrografie is de voorloper van de huidige Dienst der Hydrografie. De Nederlandse marine heeft veel bijgedragen aan het in kaart brengen van de wereldzeeën. Vooral in Nederlands-Indië.
-
De Mineurs en Sappeurs zijn de voorloper van de huidige genie. In 1874 wordt hier een afdeling Veldtelegrafie ingedeeld. Het begin is eenvoudig. De afdeling beschikt over:
- 3 morse-telegraaftoestellen;
- 25 morse-telegrafisten;
- enkele transportwagens voor het telegraafmaterieel.
De ‘Telegraaftroepen’ vormen het begin van de Verbindingsdienst. In 1949 zal dit een zelfstandig wapen worden.
-
Deze dienst vormt bijna een eeuw lang een onmisbaar element in de maritieme oorlogvoering. Alle operationele schepen van de Koninklijke Marine hebben torpedowapensystemen aan boord. In het begin zijn deze systemen puur mechanisch en onderhoudsintensief. De Torpedodienst kent dan ook een groot personeelsbestand. Ruim 1.000 man in 1920.
Technologische ontwikkelingen
Technologische ontwikkelingen zorgen voor meer automatisering en introductie van nieuwe, geavanceerde wapensystemen. In de jaren '70 en '80 van de 20e eeuw neemt de Wapentechnische Dienst langzaam taken van de Marine Torpedodienst over. Zo verdwijnen de laatste traditionele torpedo-officieren en torpedomakers.
-
De ramp met rammonitor Zr.Ms. Adder leidt tot de oprichting van de kustwacht. Pas op 1 oktober 1887 is de kustwacht helemaal in bedrijf. De kustwacht neemt voortaan alle bewegingen voor de kust waar en rapporteert deze. Niet alleen van Nederlandse maar ook van vreemde schepen.
-
De laatste decennia van de 19e eeuw kenmerken zich door sociale onrust. De in 1856 opgerichte rijksveldwacht is niet in staat om de orde te handhaven. De in 1857 afgeschafte hulpmarechaussee wordt weer in het leven geroepen. Vooral in de oostelijke en noordelijke provincies moet zij hard optreden.
Uitbreiding
Uiteindelijk wordt de politiezorg versterkt door de uitbreiding van de marechaussee. Zij gaan van 2 naar 4 divisies. In 1889 met de 3e marechausseedivisie en in 1894 met de 4e marechausseedivisie.
-
Eind 19e eeuw werd de mitrailleur in tactisch opzicht als artilleriegeschut gezien. De landmacht vertrouwde de eerste mitrailleurs toe aan de vestingartillerie. In het begin werden de wapens ingezet om smalle doorgangen en fortgrachten te bestrijken.
Het eerste ‘schrootkanon’ dat op kleine schaal werd ingevoerd bij de landmacht was de Christophe-Montigny M.83. Dit was een salvowapen met 37 lopen. Het werd speciaal aangeschaft voor de grachtverdediging van de nieuwe pantserforten bij Hoek van Holland en IJmuiden. Enkele exemplaren werden naar de Oost verscheept.
Daarna volgde de Gardner M.90. Dit wapen werd bediend met een slinger. In 1 doorgaande beweging werden de beide lopen afwisselend geladen en afgevuurd. Het was dus nog geen automatisch wapens zoals de Maxim en zijn opvolgers. Van de M.90 werden ruim 200 stuks bij de Gardner Gun Company gekocht. Nog eens 300 werden in licentie geproduceerd. Ondanks dat er modernere wapens op de markt kwamen. De Gardner bleef tot 1930 in dienst.
Inmiddels was in 1908 een begin gemaakt met de invoering van een zware mitrailleur voor het veldleger. Dit was de Schwarzlose M.08. Dit wapen was veel lichter van gewicht dan zijn voorgangers. Daardoor was het ook beter geschikt voor inzet bij de infanterie en cavalerie.
-
Een maand na de oprichting van deze vereniging wordt deze herdoopt in 'Algemeenen Bond voor Nederlandsche Marine-Matrozen'. Matroos der 1e klasse Alexander Gustaaf Adolf Verstegen is de grote initiator achter de oprichting van de vereniging. Hij wordt de eerste voorzitter.
In 1908 verandert de belangenorganisatie weer van naam en samenstelling. Nu onder de nieuwe naam, ‘Bond voor Minder Marine Personeel’. Behalve matrozen kunnen nu ook mariniers en stokers lid worden.
Belangenbehartiging
De bond zet zich onder meer in voor:
- een ruimere passagiersregeling;
- wekelijkse uitbetalingen van het verdiende soldij;
- afschaffing van de baksgewijze inspecties op zondag;
- pensionering in geval van afkeuring door tijdens de dienst ontstane lichaamsgebreken.
-
De Tweede Kamer neemt de wet aan ter afschaffing van de plaatsvervanging. De invoering van de persoonlijke dienstplicht is een feit. De katholieken zijn lang tegen deze wetswijziging. Zij zijn bang voor de negatieve invloed van het kazerneleven op de zonen van katholieke huize.
Toch heeft de onrechtvaardigheid van het remplaçantenstelsel uiteindelijk de doorslag gegeven. In dat stelsel kon iemand die het kon betalen zijn dienstplicht afkopen. Hij kon zo worden vervangen door iemand anders. Bovendien zijn de laatste jaren al veel verbeteringen in het kazernebestaan tot stand gebracht.
-
De nieuwe Landweerwet wet creëert naast het leger een ‘landweer’. Deze doet dienst als reserve voor het leger. De dienstplichtigen worden na hun diensttijd bij de militie automatisch ingedeeld bij de landweer.
De totale mobiliseerbare sterkte van de landstrijdkrachten komt hiermee op 200.000. Met deze wet komt een einde aan het bestaan van de aloude schutterijen.
-
De Duitse firma Krupp levert het nieuwe snelvuurgeschut. De modernisering van de artillerie begint in de jaren '70 van de 19e eeuw. Dan worden de eerste achterladers ingevoerd. Vanaf de jaren '80 beschikt het leger over stalen achterladers. Deze zijn harder dan de tot dan toe gebruikte bronzen kanonnen. Een ander voordeel is de mogelijkheid tot massaproductie van dit geschut.
-
Enkele jaren na de komst van draadloze telegrafie, wordt zij op de eerste schepen geïnstalleerd. Ook krijgen matrozen en officieren een specialistische opleiding in dit vakgebied. Daarnaast blijft het seinen nog lang bestaan.
Invoering morse
In 1907 wordt zowel voor seinen als voor de draadloze telegrafie het morsestelsel ingevoerd. In de jaren ’20 doet de kortegolfverbinding zijn intrede tussen Nederland, Indië en schepen op zee. Verder is er de introductie van radiotelegrafie bij de Marine Luchtvaart Dienst.
Naamswijziging
De naam van de telegrafiedienst wijzigt in 1919 in Marine Radiodienst. In 1938 verandert de naam opnieuw: Radio- en Verbindingsdienst der Marine.
Intrede telex en telefonie
Vanaf de Tweede Wereldoorlog doen telex en telefonie hun intrede. In 1946 komt een splitsing tot stand tussen de gebruikers en de onderhoudsinstantie van de radio: de Marineverbindingsdienst en de Radiodienst.
-
De indienststelling van Hr.MS. O 1 in de 'miljoenenhoek' van de Rijkswerf in Willemsoord, valt samen met de oprichting van de Onderzeedienst van de Koninklijke Marine. De O 1 is in 1904-1905 door de werf De Schelde in Vlissingen onder de naam Luctor et Emergo voor eigen rekening gebouwd. Dit was naar een ontwerp van de Amerikaanse Holland Boat Co.
In december 1905 gaat de boot binnendoor naar Den Helder. De Amerikaanse bemanning is speciaal overgekomen voor de proefvaarten. Zij weten de marineleiding niet te overtuigen.
Geslaagde proefvaarten
Weer terug in Vlissingen neemt luitenant-ter-zee Paul Koster de duikboot onder zijn hoede. Met een goed geoefende bemanning vaart hij in juli 1906 buitenom naar Den Helder. Nu verlopen de proefvaarten boven verwachting.
0 1 komt in dienst
Het jaar daarop komt de Luctor et Emergo onder de naam O 1 in dienst bij de Koninklijke Marine.
-
In 1907 wordt de eerste in Nederland geproduceerde mijn, de M1907 in gebruik genomen. 1907 is daarom het oprichtingsjaar van de Mijnendienst. De Marine is al wel vanaf 1866 bezig met experimenteren met mijnen.
In het begin bestaan er 2 soorten mijnen:
- mijnen die met een elektrische leiding vanaf de wal tot ontploffing worden gebracht;
- contactmijnen die bij aanvaring ontstoken worden.
Eerste mijnenlegger
In 1906 wordt de stoomkanonneerboot Hr.Ms. Hadda (bouwjaar 1888) ingericht als eerste Nederlandse mijnenlegger. Het jaar daarop stapt de marine over op mijnen van de Franse firma Sautter Harlé & Cie. Nederlandse bedrijven produceren deze mijnen. Daarmee is de Mijnendienst een feit. De dienst krijgt pas in 1937 een eigen chef, terwijl de chef Torpedodienst ook daarna nog het materieel beheert.
Verandering in mijnenbestrijdingsdienst
In de loop der jaren verandert de dienst van een mijnenlegdienst in een mijnenbestrijdingsdienst. Vooral na de Tweede Wereldoorlog vormt het ruimen van mijnen een gigantische klus. De ontwikkeling van de sonar is een belangrijke technische innovatie. Vooral in de jaren '70 van de vorige eeuw. Sonar maakt het mogelijk om mijnen al voor het schip uit te lokaliseren. Hierdoor wordt de mijnenjager geboren.
Vaandel uitgereikt
In 1982 krijgt de Mijnendienst het vaandel uitgereikt.
-
Sinds 1841 is de Inspecteur der Cavalerie belast met het algemeen toezicht op over de marechaussee. Dit verandert op 16 april 1909. Luitenant-kolonel Gerardus Adrianus van Haeften is de eerste Inspecteur der Koninklijke Marechaussee.
-
Generaal Cornelis Jacobus Snijders is de drijvende kracht achter de oprichting van de Luchtvaartafdeeling op 1 juli 1913. Hij vliegt als waarnemer mee in een vliegtuig tijdens grote legeroefeningen. De inzet van vliegtuigen tijdens deze oefening is succesvol. Het draagt zelfs bij aan de latere oprichting van een de eigen vliegdienst door de Koninklijke Landmacht.
Voor 1911 wordt ook al gebruik gemaakt van het luchtruim voor militaire doelen. Met gas gevulde ballonnen voeren bijvoorbeeld verkenningstaken uit.
-
De minister van Oorlog Hendrik Colijn wenst het leger verder te versterken. Dit met het oog op de nieuwe oorlogsdreiging in Europa. Hij stelt de Landstorm samen. Deze Landstorm bestaat uit vrijwilligers tot 40 jaar en alle ex-leden van de Landweer en militie. De Landstorm dient als reserve in oorlogstijd.
In totaal kan Nederland nu in tijd van oorlog beschikken over 367.000 man:
- 123.000 miliciens;
- 84.000 leden van de Landweer;
- 160.000 leden van de Landstorm.
Ook wordt de kustverdediging gereorganiseerd. De vesting Vlissingen wordt helemaal gerenoveerd en in staat van verdediging gebracht.
-
De historie van de militaire luchtvaart in Nederland begint in Soesterberg. In 1910 richt de automobielfirma Verwey & Lugard een vliegbedrijf op. Begin 1911 pachten zij een stuk hei bij Soesterberg en richten dit in als vliegterrein. Lang duren deze vliegactiviteiten niet, want in 1912 gaat de firma failliet.
Ministerie van Oorlog koopt terrein
Op 28 maart 1913 koopt het ministerie van Oorlog het terrein voor 310.000 gulden. Het terrein bij Soesterberg is bestemd voor de Luchtvaartafdeeling die nog in datzelfde jaar wordt opgericht.
Groei
De oprichting van de Luchtvaartafdeeling is op 1 juli 1913. Haar activiteiten in Soesterberg groeien snel. Ook na de Eerste Wereldoorlog blijft Vliegkamp Soesterberg hét centrum van de Nederlandse militaire luchtvaart. Tot 1939 zijn alle vliegopleidingen in Soesterberg geconcentreerd. Het Luchtvaartbedrijf speelt een belangrijke rol bij de materieelvoorziening en het onderhoud. Ook zij zijn gehuisvest in Soesterberg.
Luchtvaartafdeeling wordt verspreid
Halverwege de jaren '30 beseffen militaire deskundigen dat de concentratie van alle activiteiten op Soesterberg riskant is. Daarom besluiten zij om de Luchtvaartafdeeling te verspreiden over de bestaande vliegvelden:
- Schiphol;
- Gilze-Rijen;
- Ypenburg;
- Haamstede en Souburg;
- de nieuwe vliegvelden bij Bergen en op Texel.
Tweede Wereldoorlog
In de Tweede Wereldoorlog gebruikt de Duitse bezetter Soesterberg als bommenwerperbasis. De basis is ook het decor van een reeks beruchte executies van verzetsmensen in 1942. Na 1945 heeft Soesterberg eerst een beperkte functie. Pas vanaf 1950 krijgt de bakermat weer een vliegende functie.
32nd Tactical Fighter Squadron
Het 32nd Tactical Fighter Squadron heeft een speciale plaats binnen de geschiedenis van Soesterberg. In 1954 stationeert deze Amerikaanse eenheid zich op de vliegbasis. Tot 1994 levert zij een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse luchtverdediging.
Sluiting
Door bezuinigingen heeft Defensie Vliegbasis Soesterberg gesloten en het terrein in 2009 afgestoten.
-
Luitenant-kolonel G.A. van Haeften is sinds 1909 Inspecteur der Koninklijke Marechaussee. Hij komt met het plan om een algemeen opleidingsdepot op te richten. De keuze valt niet geheel toevallig op Apeldoorn. Koningin Wilhelmina wil daar haar paleis laten bewaken door de marechaussee. Op 1 juni 1913 is de marechausseeopleiding gecentraliseerd in het ‘Depot Koninklijke Marechaussee’.
-
De historie van de Nederlandse militaire luchtvaart begint officieel op 16 april 1913. Dan ondertekent koningin Wilhelmina het Koninklijk Besluit nummer 29. Hiermee krijgt de Koninklijke Landmacht toestemming om per 1 juli 1913 een Luchtvaartafdeeling (LVA) op te richten. De Luchtvaartafdeeling begint eenvoudig.
Bij de oprichting bestaat ze uit:
- commandant kapitein Hendrik Walaardt Sacré;
- 4 vliegers;
- een gehuurd vliegtuig, de Brik.
Uitbreiding tijdens Eerste Wereldoorlog
Tijdens de Eerste Wereldoorlog neemt de luchtvaarttechniek een grote vlucht. Hierdoor breiden het personeelsbestand en de luchtvloot van de LVA sterk uit. Zij krijgt:
- een Technische Dienst;
- een Fototechnische Dienst;
- een Meteorologische Dienst;
- een Radiodienst.
Vliegschool
De Vliegschool vormt de kern van de LVA. In 1915 begint de LVA met het opleiden van officieren tot vlieger. In 1916 kunnen ook militairen onder de rang van officier de vliegeropleiding volgen.
Aanleg vliegvelden
Ook worden in deze jaren naast Soesterberg 4 nieuwe vliegvelden aangelegd in Arnhem, Gilze-Rijen, Vlissingen en Venlo.
-