1945-1960: Wederopbouw en de Koude Oorlog
Nederland komt verwoest en verarmd uit de oorlog. Vanaf 1950 kan Nederland pas echt aan de wederopbouw beginnen. Dit is na de oplossing van de Indonesische kwestie. Nederland profiteert hierbij van de in 1948 op gang gekomen Amerikaanse Marshallhulp. Bij zowel marine als landmacht doen zich belangrijke reorganisaties voor. Dat geldt ook voor de luchtmacht en de marechaussee. Zij nemen een steeds zelfstandiger positie in binnen de landmacht.
De decennia na de oorlog staan vooral in het teken van nieuwe wereldomspannende tegenstellingen. Tussen de westerse landen, verenigd in de NAVO (1949). En de communistische landen, verenigd in het Warschaupact (1955). Deze Koude Oorlog leidt tot een wapenwedloop tussen oost en west. Het zorgt meermalen voor gevaarlijke crises in de internationale politiek.
Wederopbouw en de Koude Oorlog
-
1949-1960
-
Na afloop van de Tweede Wereldoorlog dient de organisatie van het ministerie en van de landmacht in het bijzonder aan de vredesomstandigheden te worden aangepast. De Britse organisatievorm wordt als voorbeeld genomen. De legerleiding zal bestaan uit de chef Generale Staf (operationele bevoegdheden); de kwartiermeester-generaal (aanschaf en beheer materieel) en de adjudant-generaal (personeelszaken). De chef van de Generale Staf, luitenant-generaal H.J. Kruls, krijgt veel ruimere bevoegdheden dan zijn voorgangers van voor 1940. Een andere vernieuwing in de vredesorganisatie van de landmacht is de instelling van de Legerraad. Deze adviseert de minister – J. Meynen – en coördineert het werk van de legerleiding. Ook nieuw is dat de minister van Oorlog een persoonlijke staf krijgt (een militair ‘kabinet’); tot chef van het kabinet wordt kolonel M.R.H. Calmeyer benoemd.
-
Na de bevrijding in 1945 barst een strijd los rondom het politiebestel, waaruit zich een discussie ontspint over de positie en taken van de Koninklijke Marechaussee. Een meerderheid van de marechausseeofficieren, onder wie de eerste naoorlogse commandant, kolonel mr. W. van den Hoek, is van oordeel dat de heropgerichte Marechaussee vóór alles als militair onderdeel moet voortbestaan. In het Politiebesluit van 8 november 1945 wordt de Marechaussee slechts genoemd in artikel 15, waarin de levering van bijstand aan de politie wordt geregeld.
Op dat moment is het nog de vraag of het Korps Politietroepen zal worden heropgericht. Om de positie van de Marechaussee, ten koste van de Politietroepen, veilig te stellen, willen de Marechausseeofficieren het alleenrecht verkrijgen over de militaire politiezorg. Dit betekent dat de Politietroepen moeten opgaan in de Marechaussee. En zo gebeurt het bij ministeriële beschikking van 22 maart 1946. Dit heeft indirect tot gevolg dat de civiele politietaken van de Marechaussee worden opgeofferd ten faveure van de militaire politiezorg.
-
De Admiraliteitsraad (AR) houdt zich bezig met alle belangrijke aangelegenheden betreffende het marinebeleid. De raad dient zo mogelijk iedere week, doch minstens eenmaal per veertien dagen bijeen te komen. Op 12 september 1945 had reeds een eerste constitutionerende vergadering van de raad plaats. De voorzitter van de AR is de minister van Marine. Voorts bestaat zij uit hoge militairen zoals de chef van de Marinestaf, de chef Materieel en de chef Personeel. In de loop der jaren breidt het aantal leden fors uit met onder meer enkele topambtenaren als de staatssecretaris van marine en nog meer hoge militairen, zoals de vlagofficier Marine Luchtvaartdienst, de commandant van het Korps Mariniers en het hoofd van de Marine Voorlichtingsdienst.
Als in de beginjaren zeventig de organisatie van het Ministerie van Defensie drastisch wordt gewijzigd, worden ook de samenstelling, taken en werkwijze van de AR aangepast. De politieke vertegenwoordiging verdwijnt uit de AR. Op 7 januari 1975 komt de AR in haar nieuwe samenstelling voor het eerst bijeen onder voorzitterschap van de bevelhebber der Zeestrijdkrachten, tevens chef van de Marinestaf. In 1975 wordt ten behoeve van de ‘nieuwe’ AR een voorzittershamer vervaardigd in de vorm van een breeuwhamer door timmerman der eerste klasse G. Scheer. In de hamer werd hout verwerkt afkomstig van een oude
-
1947Instelling van de functie van Chef Luchtmachtstaf
-
Al voor de Tweede Wereldoorlog beschikt de Nederlandse krijgsmacht over vrijwilligers die vliegbewegingen in de gaten houden. In 1921 worden zij verenigd in het Vrijwillig Landstormkorps Luchtwacht. Bij de Duitse aanval in 1940 geven de vrijwilligers zo’n 16.000 meldingen door, waarvan een deel gewoon op de radio kan worden beluisterd. Ook na de oorlog zijn vrijwilligers welkom, met name voor de waarneming van laagvliegende toestellen die niet door de radarstations kunnen worden opgepikt.In 1948 wordt dan ook het Korps Luchtwachtdienst (KLD) opgericht. Naast waarnemingen van laagvliegende toestellen, geeft het KLD informatie over de lokale situatie en het weer. Het gros van het KLD bestaat uit vrijwilligers die onder een relatief kleine staf werken. Er zijn aanvankelijk acht luchtwachtgroepen: Deventer, Amersfoort, Breda, Alkmaar, Rotterdam, Leeuwarden, Groningen en Eindhoven. Door de voortschrijdende techniek op het gebied van luchtruimwaarneming worden de diensten van het Korps op den duur overbodig. Op 1 juni 1968 worden de laatste twee nog functionerende luchtwachtgroepen in Leeuwarden en Alkmaar ontbonden en houdt het KLD op te bestaan.
-
De Nationale Reserve bestaat uit vrijwilligers en krijgt als voornaamste taak de bewaking en bescherming van objecten in ons land. De concrete aanleiding voor de oprichting is dat het kabinet, gezien de dreigende internationale situatie, een communistische machtsgreep in ons land voor mogelijk houdt (terwijl het merendeel van de troepen in Nederlands-Indië verblijft). In de tweede plaats wil het kabinet de verschillende paramilitaire, rechts-autoritaire organisaties in ons land, zoals bijvoorbeeld de Bijzonder Vrijwillige Landstorm en de Vereniging Volksweerbaarheid, onderbrengen in één landelijke en door de overheid gecontroleerde organisatie. De aanmelding van vrijwilligers valt echter tegen, terwijl veel onduidelijkheid blijft bestaan over de precieze taak en organisatie van de reserve.
-
Op 18 juni 1948 is bij Koninklijk Besluit bepaald dat het Wapen der Militaire Luchtvaart voortaan een luchtmachtvlag mag voeren. De presentatie van de vlag vindt plaats bij de viering van het 35-jarig bestaan van de Militaire Luchtvaart. Op 1 juli 1948 wordt de luchtmachtvlag officieel uitgereikt tijdens een plechtigheid op het Binnenhof in Den Haag. In het bijzijn van prinses-regentes Juliana wordt de vlag voor de eerste maal gehesen, onder de tonen van het Wilhelmus. De luchtmachtvlag, waarop het ordeteken van Ridder der vierde klasse der Militaire Willemsorde staat afgebeeld, zal in ongewijzigde vorm bijna achttien jaar op alle luchtmachtonderdelen worden gevoerd.
-
Al snel na de Tweede Wereldoorlog, op 27 juni 1948, doet het straalvliegtuig zijn intrede bij de luchtmacht. Op die dag arriveert de eerste van 61 Gloster Meteors F.Mk.4 op de Vliegbasis Twenthe. Dat de nieuwste aanwinst over voor die tijd revolutionaire vliegtechnische capaciteiten beschikt, bewijst Majoor J. Flinterman in augustus 1949. Eerst weet hij het hoogterecord op 14.821 meter te brengen en daarna het snelheidsrecord voor Nederlandse vliegtuigen op 953,1 kilometer per uur.
Om de opbouw van de tactische luchtstrijdkrachten na de Tweede Wereldoorlog een krachtige impuls te geven stelden de Amerikanen via een uitgebreid militair hulpprogramma -het MDAP (Mutual Defence Assistance Program)- grote aantallen straalvliegtuigen ter beschikking van de luchtmacht. Tussen 1948 en 1951 worden op de bases Leeuwarden, Soesterberg en Twenthe zes dagjagerssquadrons opgericht. Elk squadron wordt uitgerust met 25 Meteors.
Vanaf 1949 wordt de verbeterde Meteor Mk. 8-variant in licentie geproduceerd in Nederland en België. Deze order zorgt voor een snel herstel van de vliegtuigbouw in Nederland. Op 6 april 1954 worden de laatste twee Meteors Mk.8 door Fokker aan de Belgische en Nederlandse luchtmacht overgedragen. Deze beide landen zijn dan al bezig met de productie van de opvolger, de van pijlvormige vleugels en staartvlakken voorziene Hawker Hunter-onderscheppingsjager.
-
De oprichting van de NAVO is onder andere een reactie op de door de Russen ingezette blokkade van West-Berlijn. Met deze poging van Rusland het vrije door de Westelijke geallieerden bezette West-Berlijn bij Oost-Duitsland te voegen, wordt de toch al koele verstandhouding tussen de voormalige bondgenoten tegen nazi-Duitsland omgezet in wat daarna bekend zal komen te staan als de Koude Oorlog. Nederland behoort tot de twaalf lidstaten van het eerste uur die zich te Ishington aaneensloten om gezamenlijk weerstand te bieden aan grensoverschrijdende agressie en bedreigingen van de vrede, zoals de Russische communistische expansie. Naast Nederland zijn lid, de Verenigde Staten, Canada, België, Denemarken, Frankrijk, IJsland, Italië, Luxemburg, Noorwegen, Portugal en Groot-Brittannië. Op 15 januari 1955 zal ook de Bondsrepubliek Duitsland toetreden. Op 14 mei van datzelfde jaar richten de Sovjetunie en vijf Oost-Europese landen het Warschaupact op waarmee een communistische militaire tegenhanger wordt gecreëerd. De NAVO heeft grote invloed op de organisatie en samenstelling van de strijdkrachten van de lidstaten.
-
Door de steeds belangrijkere plaats die de Militaire luchtvaart binnen de krijgsmacht inneemt, moet de organisatie worden aangepast. Naar voorbeeld van de Legerraad van de landmacht en de Admiraliteitsraad van de marine, wordt in 1949 een Luchtmachtraad (LUMARA) ingesteld. Voortaan worden hierin alle luchtmachtaangelegenheden besproken. De LUMARA krijgt ook als taak de politieke leiding te adviseren over de te volgen koers. Geleidelijk wordt het luchtmachtaandeel in de raad versterkt. De eerste stap daartoe volgt in 1950 als de top van de luchtmacht wordt gereorganiseerd. Verdere reorganisatie volgt in de jaren zestig en zeventig. De bevelsorganisatie van toen gaat over naar een meer departementale organisatie. Vanaf halverwege jaren ’70 tot begin jaren ’80 gaat de topstructuur van defensie opnieuw op de schop. De krijgsmachtdeelraad gaat als managementteam optreden. In de jaren negentig komt de Luchtmachtraad onder eenhoofdige leiding te staan van de Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten.
-
Dit is een zelfstandig onderdeel dat na de oprichting van de Koninklijke Luchtmacht in 1953 onderdeel blijft uitmaken van de Koninklijke Landmacht. De vliegtuigen worden echter door de luchtmacht gevlogen en onderhouden. Het takenpakket van de GPLV bestaat onder anderen uit verkenning, het vervoer van gewonden, aan- en afvoer van proviand en materieel naar de grondtroepen, het onderhouden van verbindingen tussen de commandoposten en de soldaten te velde, het vervoeren van VIP’s en het verlenen van noodhulp bij calamiteiten. Begin 1953 bewijst de GPLV haar waarde tijdens de watersnoodramp in Zeeland [1/2/1953].
-
Het communistische Noord-Korea is op 25 juni 1950 Zuid-Korea binnengevallen. De Verenigde Staten nemen het initiatief om – onder de vlag van de Verenigde Naties – de communistische aanval af te slaan en vragen de leden van de VN om troepen. Luitenant-kolonel M.P.A. den Ouden wordt de commandant van het Nederlands Detachement Verenigde Naties (NDVN) dat zal gaan deelnemen aan de strijd in Korea. De torpedobootjager Hr.Ms. Evertsen wordt als onderdeel van dit detachement naar Korea uitgezonden en daar ondergebracht bij de Amerikaanse 7th Fleet. Ook wordt een compagnie mariniers op basis van vrijwilligheid naar het strijdtoneel gezonden. Het NDVN, dat veel Indië-veteranen in zijn gelederen telt, vertrekt op 26 oktober en arriveert in Zuid-Korea op 23 november 1950. Het wordt ingedeeld bij Amerikaanse eenheden en neemt intensief aan de soms zeer zware strijd deel. Pas in oktober 1954 keert het terug naar Nederland, nadat diverse malen een aanvullingsdetachement is gestuurd. In totaal dienen ruim 5.000 militairen in Korea. 123 van hen komen om.
-
De landmacht krijgt een eigen vrouwenkorps dat onder bevel staat van reservemajoor A. Halbesma. Vrouwen kunnen op dit moment echter nog niet overgaan in beroepsdienst. Dat wordt mogelijk in 1954, waarmee de integratie van de vrouw in de landmacht een stap verder is gekomen. De oprichting van de MILVA kent een lange voorgeschiedenis. Op 20 december 1943 wordt het Vrijwillig Vrouwen Hulpkorps opgericht in Londen. In 1944 wordt het omgedoopt tot Vrouwen Hulpkorps (VHK) en in khaki-uniform gekleed. Het heeft als taak maatschappelijke hulp te verlenen aan de burgerbevolking in oorlogstijd. Vanaf november 1944 werken de VHK’ers in België, Noord-Brabant en Zeeland. Nog voor de bevrijding wordt het militair rangenstelsel bij het korps ingevoerd. De MILVA wordt in 1982 opgeheven. Een apart vrouwenkorps wordt ten gevolge van de toegenomen integratie van vrouwen in de landmacht niet langer nodig geacht.
-
Nog voordat de luchtmacht in 1953 het predikaat Koninklijk verwerft en zich naast de Koninklijke Marine en de Koninklijke Landmacht als derde krijgsmachtdeel [11/3/1953] manifesteert, is er al sprake van een Luchtmachtvrouwenafdeling (Luva). Vanaf 1 november 1951 kunnen vrouwen als militair dienst nemen bij de luchtstrijdkrachten.
Sinds de beginjaren van de militaire luchtvaart verrichten vrouwen belangrijk werk in diverse disciplines en functiegebieden, zoals bij de gevechtsleiding, verkeersleiding en meteorologische dienst. Vanaf 1951 vinden bij de luchtmacht ingrijpende veranderingen plaats ten gunste van de vrouwelijke militairen. Niet alleen rechtspositioneel; de vrouwen komen ook voor meer functies in aanmerking.
In 1978 krijgen vrouwelijke militairen de gelegenheid om beroepsmilitair te worden. De luchtmachtvrouwenafdeling gaat officieus op in de Koninklijke Luchtmacht. De officiële opheffing van de Luchtmachtvrouwenafdeling vindt plaats op 1 januari 1982. Vanaf dat moment is er sprake van een gelijke positie voor vrouwen en mannen binnen alle krijgsmachtdelen. -
Tijdens de Koude Oorlog leveren de Nederlandse luchtstrijdkrachten binnen de NAVO een belangrijk aandeel in de verdediging van West-Europa tegen de strijdkrachten van het Warschau Pact. Alle wapensystemen, maar in het bijzonder de geleide wapens en de jachtvliegtuigen, worden hierbij ingezet. De oprichting van het Commando Tactische Luchtstrijdkrachten (CTL) in 1952 houdt verband met deze prominente rol van de luchtmacht. Binnen de NAVO wordt eveneens bepaald dat de tactische eenheden zullen gaan opereren in de Second Allied Tactical Air Force (2ATAF). De leerling-vliegers voor deze squadrons worden in de Verenigde Staten opgeleid.
-
Met de oprichting van de staf wordt een begin gemaakt met de organisatie van 1 Legerkorps (1 Lk). Het ligt in de bedoeling één parate divisie te formeren en vier mobilisabele. Dat blijkt te hoog gegrepen. Vanaf 1957 richt men zich op een minder omvangrijk korps en uiteindelijk ontstaat in de loop van de jaren zestig 1 Lk met twee parate divisies (1 en 4 divisie) en één mobilisabele (5 divisie).
-
Door een stormvloed die in de nacht van 31 januari op 1 februari het water met orkaankracht opstuwt tot ruim vier en een halve meter boven NAP, komen grote delen van Zeeland, West-Brabant en Zuid-Holland na dijkdoorbraken onder water te staan. De natuurramp kost 1835 mensen het leven.
De Luchtmacht en de Marine Luchtvaartdienst zetten vliegtuigen en helikopters in om onder meer overlevenden te evacueren, hulpgoederen in de getroffen gebieden te vervoeren. Vlieghulp komt eveneens van de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Denemarken, Canada en Italië. Daarnaast worden mijnenvegers, sleepboten en ander marinematerieel en personeel ingezet. De landmacht zet 15.000 militairen in om de gevolgen van de watersnoodramp op te vangen. Hun werkzaamheden bestaan uit het dichten en versterken van de dijken, het redden en evacueren van mensen en vee, het herstellen van wegen en het bergen van de slachtoffers. Acht landmacht-militairen komen hierbij om. Om een herhaling van de watersnoodramp te voorkomen, worden aan de Zeeuwse en Hollandse kust de dijken verhoogd en andere waterbouwkundige projecten uitgevoerd. Al deze kostbare verbeteringen van de kustbescherming worden samengebracht onder één noemer: de Delta-werken. Het volledig uitvoeren van de Delta-werken neemt bijna een halve eeuw in beslag.
-
De Koninklijke Luchtmacht (KLu) wordt een zelfstandig krijgsmachtonderdeel. Tot dit jaar behoorde de luchtmacht tot de landmacht onder de naam Nederlandse Militaire Luchtvaart. Reeds in 1947 was een afzonderlijke Luchtmachtstaf geformeerd. De voorbereiding voor een zelfstandige luchtmacht komt eind jaren veertig in een stroomversnelling. Oorzaak is vooral de communistische expansie vanuit Oost-Europa. Daarnaast was tijdens de Tweede Wereldoorlog overtuigend aangetoond dat het luchtwapen ook zelfstandig kon opereren. Bovendien hebben belangrijke NAVO-partners als Groot-Brittannië al langer zelfstandige luchtmachten. Het belang van een organisatorische gelijkvormigheid binnen de NAVO is dan ook een belangrijk argument voor een zelfstandige luchtmacht in Nederland.
De bekroning van het proces naar zelfstandigheid vindt plaats op 27 maart 1953, vooruitlopend op het veertigjarige jubileum van de militaire luchtvaart in Nederland. Bij Koninklijk Besluit van 11 maart 1953 verleent Hare Majesteit Koningin Juliana de militaire luchtvaart het predikaat ‘Koninklijk’ en de ‘zolang begeerde en gewenste zelfstandigheid’. De plechtigheden ter gelegenheid van dit besluit vinden plaats op de vliegbasis Soesterberg, in het bijzijn van luchtvaartpioniers als kolonel-vlieger b.d. Willem Versteegh, Marinus van Meel, dr. Albert Plesman en Piet van der Griend. Prins Bernhard wordt als Inspecteur-Generaal van het nieuwe krijgsmachtdeel benoemd. Naast een defilé van 1.500 luchtmacht-militairen vliegen verschillende formaties over: 25 Harvard-toestellen van de vliegbasis Gilze-Rijen, 25 Thunderjets van de vliegbases Volkel en Eindhoven en 25 Meteors uit Soesterberg en Leeuwarden.
-
De taken van de marechaussee, buiten de taken voor de krijgsmacht, zijn vastgelegd in het ‘Takenbesluit Koninklijke Marechaussee’. In de Politiewet van 1957 wordt alleen over de Marechaussee gesproken in het zogenaamde bijstandartikel 47. Dit artikel regelt de bijstandverlening aan gemeente- en rijkspolitie. Sinds de invoering van de Politiewet 1993 heeft de Koninklijke Marechaussee weer een vaste plaats ingenomen in het politiebestel.
-
Sinds 1948 is de United Nations Truce Supervision Organisation (UNTSO) in het Midden-Oosten actief. Het is een waarnemingsmissie van de Verenigde Naties die toezicht houdt op de naleving van het bestand tussen Israël en zijn buurlanden dat op 11 juni 1948 is gesloten. Nederlandse officieren gaan nu deel uitmaken van de waarnemingsteams. Tussen 1965 en 1995 zijn jaarlijks 15 Nederlandse militairen actief.
-
Precies tien jaar na de overname van het vliegkampschip (ex-Venerable 1945-1948) van de Britse marine, wordt Hr.Ms. Karel Doorman opnieuw in dienst gesteld. Ditmaal is aan de indienststelling een langdurige periode van modernisering voorafgegaan. Deze in 1955 begonnen verbouwing wordt uitgevoerd door de werf Wilton Fijenoord te Schiedam. De vernieuwde Karel Doorman wordt de kern van de Nederlandse vloot en het mobiele ‘vliegveld' voor de Seahawk straaljagers, Avenger anti-onderzeebootvliegtuigen en Sikorsky-helikopters.
-
Door de samenvoeging van het Ministerie van Oorlog en dat van Marine ontstaat het Ministerie van Defensie. Van 1928 tot 1941 zijn beide ministeries eveneens in één ministerie samengebracht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog worden ze weer gesplitst. Vanaf 1949 vallen de beide ministeries onder dezelfde minister, die vanaf 1956 minister van Defensie wordt genoemd, doch de departementen blijven nog gescheiden tot 1959.
-
De eerste kernwapens (kernkoppen) in ons land zijn bestemd voor de Honest John. Dit is een niet-geleide raket met een kaliber van 762 mm met een bereik van 30 kilometer. 109 Afdeling Veldartillerie in de Legerplaats bij ’t Harde wordt als eerste uitgerust met de kernwapens. Kort daarna volgt 119 Afdeling Veldartillerie in Steenwijkerwold. De invoering van kernwapens ligt in het verlengde van de NAVO-strategie van ‘massale vergelding’ (massive retaliation), waartoe al op 16 december 1957 is besloten en die onder meer leidt tot de stationering van kernwapens in Europa.
-
Bij de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië in 1949 heeft Nederland een voorbehoud gemaakt ten aanzien van Nieuw-Guinea. Dat blijft in Nederlandse handen. Indonesië beschouwt het gebied echter als een integraal onderdeel van het land en eist het op. Indonesische troepen ondernemen infiltratiepogingen in Nieuw-Guinea. Nederland besluit vanaf 1958 landmacht-, en luchtmachteenheden te sturen ter verdediging van de kolonie (de marine was al aanwezig in het gebied). Via een door de KLM georganiseerde luchtbrug worden militairen en mariniers vanuit Nederland en de Nederlandse antillen naar Nieuw-Guinea overgebracht. Het komt tot een aantal gewapende confrontaties. Uiteindelijk zal het gebied in 1962 – via een periode van tussenbestuur door de Verenigde Naties – worden overgedragen aan Indonesië. In totaal hebben 35.000 landmacht-militairen in Nieuw-Guinea gediend en 1400 mariniers. 11 militairen zijn omgekomen.
-