De Rips

De Luftwaffe legde tijdens de oorlog zogenaamde schaduwvliegvelden aan. Dit deden zij om haar vliegtuigen te beschermen tegen geallieerde aanvallen. Nederlandse arbeiders legden een van die velden in juni 1944 aan bij De Rips, nabij Gemert.

Zij maakten weilanden egaal en dempten sloten. Dit leidde tot een ontregeling van de waterhuishouding. Toch legden de Duitsers geen drainagesysteem aan. Het veld was in augustus 1944 klaar. Maar de Luftwaffe maakte er bijna geen gebruik van.

Vliegstrip

Na de bevrijding van De Rips stationeerde de RAF zich op 25 september 1944 op het terrein. De 13 Airfield Construction Group (13 ACG) legde een vliegstrip aan. Deze was geschikt voor jachtvliegtuigen. Daarna verlengden en verbreden de Royal Engineers de baan.

Het werk vond plaats onder zeer slechte weersomstandigheden. Hierdoor liep het laaggelegen terrein deels onder water. De strip kreeg de codenaam B.84. Begin oktober 1944 arriveerde de Canadese 126 Wing, uitgerust met Spitfires. Deze jachtvliegtuigen patrouilleerden boven Arnhem en Nijmegen. Maar vielen ook gronddoelen aan en namen deel aan luchtgevechten. Zware regenval in oktober 1944 maakte vliegactiviteiten vanaf B.84 niet langer verantwoord. Na het vertrek van 126 Wing deed De Rips alleen nog dienst als noodlandingsterrein.

Na de oorlog kregen de oorspronkelijke eigenaars de grond terug. Zij gaven het opnieuw een agrarische bestemming. Van het oorspronkelijke vliegveldje was al snel niets meer terug te vinden.