Schellingwoude

Eind 1916 vestigde de Koninklijke Marine op het Zeeburgereiland in het IJ bij Amsterdam een vliegkamp. Er was plaats voor niet al te grote watervliegtuigen. Er waren voorzieningen om de toestellen af te meren en op de wal te trekken.

Toch speelde het vliegkamp na de oprichting van de Marine Luchtvaartdienst (MLD) in 1917 maar een ondergeschikte rol. Voor de vlieg- en waarnemeropleiding maakte de MLD namelijk vooral gebruik van vliegkamp De Mok op Texel. Tot de oorlog gebruikte bijna alleen Fokker het terrein. Op Texel vond de eindmontage plaats. Ook testte Fokker er nieuwe watervliegtuigen.

Uitbreiding

Na de Nederlandse overgave besloot de Luftwaffe het vliegkamp uit te breiden. Eind 1942 was de infrastructuur aanzienlijk toegenomen. De meeste gebouwen, loodsen en onderkomens bevonden zich op het Zeeburgereiland. Vliegtuigbemanningen en officieren kregen huisvesting in Amsterdam. De Duitsers brachten het grondpersoneel onder in barakken op de Seefliegerhorst zelf.

Tijdens de oorlog groeide Schellingwoude uit tot het belangrijkste steunpunt van de Seenotdienst in Nederland. Als reddingsvliegtuigen werden vooral de Heinkel He 59 en de Dornier Do 24 ingezet. De Duisters maakten de Heinkels eerst wit met rode kruizen en gaven ze een civiele registratie. De Heinkels kregen later toch camouflagekleuren en militaire kentekens. Dit was nadat de Britse regering rond juli 1940 had gezegd dat ze deze toestellen evengoed zouden neerschieten.

Gevechtstaken

De Luftwaffe benutte de Amsterdamse waterbasis ook voor het uitvoeren van gevechtstaken. Met Heinkel He 115’s van onder meer de 3./Kfl.Gr. 906 en 3./Kfl.Gr. 106 legden de Luftwaffe mijnen voor de Britse kust. Ook maakten ze verkenningsvluchten boven de Noordzee en voerden ze bombardementen uit op Groot-Brittannië.

Ook maakten Dornier Do 18-vliegboten van onder meer 3./Kfl.Gr. 406 vanaf de Amsterdamse Seefliegerhorst lange-afstandszeeverkenningen. Daarnaast legden ze mijnen in de Britse kustwateren.

Watervliegtuigen

Behalve toestellen van de Seenotdienst en de Küstenfliegergruppen opereerden ook watervliegtuigen van de Bordfliegerstaffeln vanaf Schellingwoude. De boordvliegtuigen van deze eenheden stonden aan boord van de grotere Duitse oorlogsschepen. Op Schellingwoude verbleven onder meer Arado Ar 196’s van de 1. Bo.Fl.St. 196. De waterbasis onderging diverse bombardementen en luchtaanvallen die nauwelijks schade aanrichtten.

Na de oorlog bleef het terrein tot begin jaren ‘80 in beheer bij het ministerie van Defensie. Tegenwoordig zijn er alleen nog de toegangspoort en 3 Duitse bunkers van de voormalige Seefliegerhorst.