Bevrijding van Oost- en Noord-Nederland

In de kille winter van 1944-1945 was Nederland als het ware in tweeën gedeeld. Terwijl Zuid-Nederland was bevrijd moest Nederland boven de rivieren nog maanden bezetting verduren. Aan het rivierenfront tussen Noordzee en Nijmegen hielden rillerige soldaten zich schuil in schuttersputjes en loopgraven. De Duitsers waren boven de grote rivieren betrekkelijk veilig. Een deel van de troepen vertrok oostwaarts richting Westwall. Begin maart 1945 trokken geallieerde eenheden in Duitsland over de Rijn en begonnen uit te waaieren over wat nog resteerde van Hitlers Derde Rijk. Aan het oostfront was de strijd inmiddels gevorderd tot in Oostenrijk en bereikte het Rode Leger de rivieren Oder en Neisse. De Duitse hoofdstad Berlijn lag slechts honderd kilometer verderop.

Vergroot afbeelding Zwart-witfoto, een Sherman tank vol met Canadese militairen, ervoor schenkt een boer een kopje melk in uit een emmer.
Beeld: NIMH, Fotoafdrukken Koninklijke Landmacht
Een Drentse boer deelt melk uit aan militairen van het B-squadron van het Fort Garry Horse Regiment en Royal Hamilton Light Infantry.

Het First Canadian Army bleef opereren op de linkerflank van de geallieerde opmars. Vanaf Normandië was dat steeds zo geweest. Montgomery had de Canadezen niet altijd de meest prominente taken in de spits van de aanval toebedeeld: het opruimen van zwaar verdedigde Duitse kusthavens en het openbreken van de Westerschelde. Niet voor niets tooiden de lichtelijk ‘verweesde’ Canadese soldaten zichzelf met de bijnaam Cinderella Army, het ‘Assepoesterleger’.

Opmars naar de Waddenzee

Ditzelfde First Canadian Army kreeg nu de opdracht de Duitsers uit oostelijk en noordelijk Nederland te verdrijven. Dat was nodig om de linkerflank van de geallieerde hoofdopmars te beschermen en bevoorradingsroutes veilig te stellen. Tegelijk zou dan de lancering van V1- en V2-raketten vanuit deze regio niet meer mogelijk zijn. Al met al bleef Nederland voor Montgomery een ‘secondary area of operations’. Berlijn was de hoofdprijs. De startlijn van de opmars naar de Waddenzee liep ruwweg vanaf Nijmegen vijftig kilometer naar het oosten. Zo werd Oost-Nederland via een omweg bevrijd. Geallieerde eenheden trokken begin april via de Achterhoek Nederland weer binnen en staken de IJssel over. Twee weken later stonden de eerste geallieerde tanks bij de Afsluitdijk. Nu was voor de Duitsers in West-Nederland ontsnappen via deze route niet meer mogelijk.

  • Zwart-witfoto van een tank met een meisje met blote voeten erop en een Canadese militair.
    Beeld: NIMH, collectie: Fotoafdrukken Koninklijke Landmacht

    Een meisje staat op een Canadese Sherman-tank in Grongingen, op de tank staat een boodschap geschreven in het Nederlands ('Rademarkt alles oké').

Een bijzondere episode vormde de landing van ongeveer zevenhonderd Franse commando’s van de Special Air Service (SAS) op 7 en 8 april in Drenthe: Operatie Amherst. Zij moesten vooraf verkeersknooppunten veiligstellen en de Duitse tegenstand ontregelen. Niet alle acties slaagden en de Duitsers reageerden soms met felle represailles tegen de burgerbevolking. Op 12 april bereikte de opmars Westerbork, een dag later werd Assen bevrijd. Groningen viel op 16 april in geallieerde handen, Apeldoorn een dag later.

Op sommige plaatsen werd hard gevochten, maar ‘Friesland bevrijdde zichzelf’

Een soort haasje-over

Van een samenhangend front was al snel geen sprake meer. De Canadezen gebruikten een estafettetactiek, waarbij de voorste en achteropkomende eenheden een soort haasje-over deden. Modder, kanalen en riviertjes waren een lastig, maar niet onoverkomelijk probleem voor de inmiddels ervaren geallieerde soldaten. Toch bleef het Duitse gedrag onvoorspelbaar. Een deel van de Duitsers had zich bij het onvermijdelijke neergelegd en gaf zich – soms na enig symbolisch verzet – over. Sommige fanatieke lokale commandanten en soldaten vochten echter door. Zo gaf het Duitse garnizoen in het Groningse Farmsum (bij Delfzijl) zich pas op 2 mei over. Twee weken eerder, van 14 tot en met 16 april, hadden enkele duizenden gedreven Duitse en Nederlandse SS’ers de stad Groningen nog fel verdedigd.

Het lot van West-Nederland

Wat was intussen het lot van West-Nederland? Hitler had bevolen de West-Nederlandse Festung Holland tot de laatste man te verdedigen. Veel strategische betekenis had dat niet meer. Het in het westen van Nederland geïsoleerd geraakte samenraapsel van Duitse eenheden was weliswaar 120.000 manschappen sterk, maar te zwak en te ongeorganiseerd om een succesvolle uitbraakpoging te ondernemen. Eisenhower en Montgomery zagen geen ander militair alternatief dan het afsluiten van West-Nederland. Hun schaarse infanteristen wilden zij liever elders inzetten en niet benutten voor de bevrijding van dit dichtbevolkte, verstedelijkte gebied. Ook de Hongerwinter en smeekbedes van de Nederlandse regering veranderden daar uiteindelijk niets aan.

En zo hielden de geallieerde troepen als voorzien halt vóór de Grebbelinie. Arnhem profiteerde nog wel en werd op 14 april bevrijd, maar was zwaar beschadigd. Het lijkt er inderdaad op dat de Duitsers, in geval van een geallieerde aanval, om West-Nederland zouden hebben gevochten. Ze dreigden in elk geval dijken in Noord- en Zuid-Holland op te blazen. Medio april liet de Duitse bevelhebber in West-Nederland, Generaloberst Johannes Blaskowitz, de Wieringermeerpolder onder water zetten ter voorkoming van eventuele geallieerde luchtlandingen. Maar naarmate de strijd in Nederland eind april grotendeels luwde, was het vooral wachten op het officiële bericht dat de oorlog in Europa was beëindigd.

Door Christ Klep
Een uitgebreidere versie van dit artikel staat in het boektijdschrift Vrij!, een uitgave van het NIMH.