D-Day. De nachtmerrie van Erwin Rommel

Na jaren van Duitse overmacht, keerde halverwege 1943 het oorlogstij ten gunste van de geallieerden. In het oosten bezorgde het Rode Leger de Wehrmacht in februari een gevoelige nederlaag bij Stalingrad. Aan het zuidelijke front capituleerde het vermaarde Afrika Korps van ‘woestijnvos’ veldmaarschalk Erwin Rommel drie maanden later in Tunesië. De gigantische Amerikaanse economische macht deed de strategische balans doorslaan. Sinds de Verenigde Staten in 1941 bij de Tweede Wereldoorlog betrokken raakten, spuwden Amerikaanse fabrieken aan de lopende band tienduizenden schepen, tanks en vliegtuigen uit. Maar alleen een invasie zou Hitlers greep op het Europese vasteland breken. Op dit ‘tweede front’ drong ook Sovjet-leider Jozef Stalin aan.

Vergroot afbeelding Gekleurde overzichtskaart van de geallieerde invasie in Normandië. Met pijlen staan de invasiestranden aangegeven.
Beeld: NIMH
Kaart van de invasie in Normandië in de periode juni - juli 1944 met de bijdrage van de Nederlandse schepen Flores en Soemba.

Festung Europa

Na veel gediscussieer en papieren plannen prikten de Amerikanen en Britten de datum 5 juni 1944 als D-Day: de dag waarop de invasie (operatie Overlord genaamd) zou beginnen. Intussen zwoer Hitler dat de geallieerden Festung Europa nooit zouden kraken. Meest in het oog sprong de Atlantikwall: een vijfduizend kilometer lange kustverdedigingslinie van de Noordkaap tot de Frans-Spaanse grens. Daarin was Nederland trouwens een onwaarschijnlijke landingsplek, alleen al vanwege het natte polderlandschap achter de duinen. Toch werd ook hier een keten van bunkers, antitankmuren en loopgraven gebouwd. Je wist immers maar nooit. Veldmaarschalk Rommel – inmiddels verantwoordelijk voor de Atlantikwall – liet miljoenen mijnen ingraven en andere obstakels bouwen. De strijd was verloren als de geallieerden erin zouden slagen een bruggenhoofd te vormen, waarschuwde hij. De vraag was nu of hij gelijk zou krijgen.

Vergroot afbeelding Zwart-witfoto, meerdere landingsvaartuigen op een rij waaruit een stroom voertuigen rijdt, op de achtergrond zijn op zee veel schepen te zien, in de lucht sperballonnen.
Beeld: NIMH
Een van de invasiestranden in Normandië tijdens D-Day, van bovenaf gezien. Een grote stroom voertuigen verlaat de landingsvaartuigen.

Het geallieerde plan was om in Normandië te landen. Niet in het Nauw van Calais, waar de oversteek van het Kanaal het kortst was. De misleiding was ingenieus. Met radioverkeer en andere trucjes creëerden de geallieerden een compleet spookleger in zuidoostelijk Engeland. Bovendien konden de Amerikanen en Britten het Duitse geheime berichtenverkeer ontcijferen en wisten ze dat Hitler en consorten in het duister tastten over de landingsplek. Het Nauw van Calais leek de Duitsers toch het meest voor de hand liggend. Op 5 juni was het weer te slecht om de oversteek van Zuid-Engeland naar Normandië te wagen. Maar een dag later zouden de weersomstandigheden beter zijn, verzekerden de meteorologen. ‘OK. We’ll go,’ besloot de geallieerde opperbevelhebber generaal Dwight Eisenhower. Drie luchtlandingsdivisies en vijf infanteriedivisies (twee Amerikaanse, twee Britse en een Canadese) stonden klaar om de aanval te openen op vijf Normandische stranden, met als codenamen Utah, Omaha, Gold, Juno en Sword.

'Terrible twins'

Het Nederlandse aandeel was onvermijdelijk niet erg groot, maar viel ook weer niet uit te vlakken. Koopvaardijschepen hielpen mee troepen en materieel over het Kanaal te zetten. De kruiser Hr.Ms. Sumatra werd afgezonken om als golfbreker voor de vernuftige kunstmatige Mulberry-havens te dienen. De kanonneerboten Hr.Ms. Flores en Hr.Ms. Soemba – beter bekend als ‘the terrible twins’ – gaven vuursteun bij de landingen. Nederlandse vliegers maakten deel uit van verschillende Britse squadrons. (De Irenebrigade ten slotte zou in augustus aan land komen.)

Nooit eerder was zo’n massale invasiemacht op een kust geland. Qua materieel konden de Duitsers niet tippen aan de ruim 6.500 schepen en 13.000 vliegtuigen van de geallieerden. Ter vergelijking: de Luftwaffe beschikten op D-Day over hoogstens 400 vliegtuigen. Het geallieerde misleidingsplan werkte wonderwel: nog dagenlang hielden de Duitsers rekening met een landing bij Calais. Toch was het aanvankelijk kantje boord in Normandië. De tegenaanval van een Duitse pantserdivisie bereikte bijna de kust. Bovendien bleek het lastig oprukken in het Normandische bocage-landschap vol kleine perceeltjes, heggen en muurtjes. Na enkele dagen leek de geallieerde opmars zelfs te stokken. Vooral bij de stad Caen was de strijd heftig.

  • Zwart-witfoto, vele rijen jerrycans staan opgesteld, op de achtergrond vullen mannen met slangen de jerrycans vanuit 4 tankwagens.
    Beeld: NIMH

    Amerikaanse militairen vullen jerrycans van twintig liter tijdens de opmars, na de invasie in Normandië. Links zijn de tankauto's zichtbaar waarmee de brandstof van elders is aangevoerd.

Bommentapijten

De nachtmerrie van veldmaarschalk Rommel kwam echter toch uit. De Wehrmacht slaagde er maar niet in om de geallieerde troepen de zee in te drijven. De Duitsers vochten verbeten, maar konden hun verliezen niet snel genoeg aanvullen. Rommel smeekte om een doortastende en geconcentreerde inzet van de pantserreserves. Hitler aarzelde echter en de verbrokkelde reserves konden de doorslag niet geven. Vooral het geallieerde luchtoverwicht telde. Complete Duitse eenheden werden stapsgewijs onschadelijk gemaakt met allesvernietigende bommentapijten. Niet alleen dat, een afzonderlijke Amerikaans-Franse landing in Zuid-Frankrijk op 16 augustus maakte de Duitse strategische positie aan het westfront helemaal onhoudbaar.

Vergroot afbeelding Zwart-witfoto, een groep militairen loopt weg van een schip met opschrift '500 US', op het schip kijken mannen toe vanaf het dek, rechts escorteert een militair met een geweer de groep.
Beeld: NIMH
Na de landing in Normandië ontwikkelden zich geleidelijk de militaire operaties het binnenland in. Duitse krijgsgevangenen worden langs het invasiestrand gevoerd.

Hitler besloot nu haastig zijn troepen uit Normandië terug te trekken. Het lukte bijna een kwart miljoen Duitse soldaten alsnog te ontsnappen uit een dreigende omsingeling bij het stadje Falaise: de fameuze ‘zak van Falaise.’ De geallieerde divisies zetten daarna de achtervolging in terwijl de Wehrmacht zich betrekkelijk geordend over de rivier de Seine terugtrok. Op 25 augustus werd Parijs bevrijd. De strijd om Normandië kostte de geallieerden uiteindelijk 200.000 doden en gewonden. Bij de Duitsers lag dat aantal op ongeveer 300.000. Begin september 1944 stonden de geallieerde troepen aan de grens van Duitsland. Daar wachtte de Westwall (de Siegfried Linie), die Hitler gehaast liet versterken. Medio september bereikte de 21ste Legergroep van de flamboyante Britse veldmaarschalk Bernard Montgomery de Nederlandse zuidgrens, klaar voor het oversteken van de laatste grote hindernis naar Berlijn: het stroomgebied van de rivier de Rijn.

Door Christ Klep