Ian Jacob Havelaar

De op 19 maart 1910 in Rotterdam geboren Ian Jacob Havelaar groeit op in de Maasstad. Na de afronding van het gymnasium vervult Ian zijn dienstplicht. Hij wordt opgeleid tot reserveofficier bij de cavalerie. Na een studie rechten in Leiden werkt hij als ‘makelaar in assurantiën’ op het kantoor van zijn vader. Na een ongeval, waarbij hij een duim moet missen, wordt hij afgekeurd voor de cavalerie. Hij treedt daarom in 1933 toe tot het Vrijwillig Landstormkorps Vaartuigendienst. Op 29 augustus 1939 wordt hij als reserve eerste luitenant gemobiliseerd.

Als Ian zich in 1943 moet melden om in Duitse krijgsgevangenschap te worden afgevoerd, besluit hij te vertrekken uit Nederland. Hij monstert met een vriend aan als stoker op het ss Beverwijk. Wanneer dit koopvaardijschip op 5 oktober aanlegt in Oxelösund in het neutrale Zweden, zien zij hun kans schoon: ze gaan ervandoor. De twee melden zich bij het Nederlandse consulaat in Stockholm met het verzoek hen verder te helpen naar Groot-Brittannië. Dat lukt. Op 31 januari 1944 komen ze per vliegtuig in Schotland aan.

Het noodlot slaat toe

Ian sluit zich aan bij de Prinses Irene Brigade. In augustus 1944 landt hij in Normandië. Enkele maanden later wordt hij als commandant van zeven lichte rupsvoertuigen (Bren Gun Carriers) in het Zeeuwse Colijnsplaat gelegerd. In de nacht van 24 op 25 november slaat het noodlot toe. Duitse militairen landen met een bootje op de dijk bij het dorp voor een sabotageactie. Nadat alarm is geslagen gaan Ian en zijn mannen erop af. Bij een afwateringssluis stuiten ze op de vijand. Wanneer de Rotterdammer zijn hoofd boven de dijk uitsteekt om de situatie met zijn verrekijker te bekijken, wordt hij getroffen. Hij is op slag dood en wordt korte tijd later begraven in Colijnsplaat.

Op 4 augustus 1945 wordt zijn stoffelijk overschot bijgezet op de begraafplaats van Rotterdam-Hillegersberg. Na het ruimen van het familiegraf is Ian in 2017 in Colijnsplaat herbegraven.