Jan Linzel
De in 1918 in Zaandam geboren Jan Linzel treedt in 1938 in dienst van de Koninklijke Landmacht. Tijdens de Duitse inval in mei 1940 dient hij als vaandrig bij de infanterie aan de noordzijde van de Grebbelinie. Begin september 1941 weet hij met zeven anderen vanuit Rozenburg met een motorboot de Noordzee over te steken waarna hij, net als veel andere Engelandvaarders, bij de Prinses Irene Brigade terechtkomt.
In het voorjaar van 1942 meldt Linzel zich als vrijwilliger aan voor de Britse commando-opleiding. Samen met 24 andere Nederlandse militairen weet hij de uiterst zware training met succes af te ronden. Hij belandt vervolgens bij No.2 (Dutch) Troop, de eerste Nederlandse commando-eenheid. Enkele weken later wordt Linzel bevorderd tot kapitein en benoemd tot commandant van de Troop.
Na een uitzending naar Azië (Nederlandse commando’s komen daar in actie in Birma, maar Linzel blijft achter in India) en deelname aan Operatie Market Garden, wordt No.2 (Dutch) Troop ingezet in Zeeland. De Nederlandse commando’s moeten helpen bij de verovering van Walcheren. Linzel krijgt de leiding over een detachement van veertien landgenoten die samen met Britse troepen een amfibische landing uitvoeren bij Westkapelle. Na de landing rukken zij op richting Vlissingen. In het met mijnen bezaaide duingebied worden felle gevechten geleverd, waarbij negen van Linzel’s commando’s gewond raken. Zelf waagt hij zijn eigen leven om een van de gewonden in veiligheid te brengen. Daarvoor krijgt hij naderhand de Bronzen Leeuw. Uiteindelijk is hij slechts één van de twee Nederlanders die Vlissingen vanuit Westkapelle weet te bereiken. Na de oorlog vecht de commandoleider mee in de Korea-oorlog, waarbij hij zwaargewond raakt. Linzel blijft tot 1984 in dienst van de Nederlandse krijgsmacht. Hij gaat met pensioen in de rang van brigadegeneraal.