Pieter Cramerus
De in 1916 in Tebing Tinggi op Sumatra geboren Pieter Cramerus vliegt tijdens de Japanse aanval op Nederlands-Indië als tweede bestuurder-luchtschutter op een Glenn Martin-bommenwerper van het Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger (KNIL). Op 1 maart 1942 wordt hij neergeschoten bij Soebang op Java. Pieter valt in Japanse handen, maar weet dezelfde dag nog te ontsnappen.
Twee dagen later wijkt hij aan boord van een DC-3 uit naar Australië. Kort voor het bereiken van ‘Down Under’ wordt het passagiersvliegtuig aangevallen door Japanse jagers. Zwaar beschadigd maakt de DC-3 een noodlanding op het strand van Noord-Australië. Pieter loopt daarna vijf dagen en vier nachten aan één stuk om hulp te halen voor de gewonden.
Nadat hij in de Verenigde Staten is opgeleid tot jachtvlieger, komt Pieter in september 1943 bij het 322 (Dutch) Squadron terecht. Hij vliegt een groot aantal gevechtsoperaties. In september 1944 is hij onder meer betrokken bij het begeleiden van transporttoestellen en zweefvliegtuigen naar het gebied tussen Eindhoven en Arnhem tijdens operatie Market Garden. Op 21 september doemen daarbij vanuit het niets twee Duitse Focke Wulf 190’s op. Meteen gaan Pieter en een van zijn collega’s, flying officer Gerry Jongbloed, de confrontatie aan met de Duitse jachtvliegtuigen. Beiden nemen kort een Focke Wulf op de korrel en claimen ieder een Duits toestel als ‘waarschijnlijk beschadigd’.
Op 13 februari 1945 kruipt Pieter door het oog van de naald. Na de start in Woensdrecht vliegt hij met een collega naar de omgeving van Venlo om er pamfletten-bommen af te werpen. Daarbij wordt zijn Spitfire door de Duitse luchtafweer in de staart geraakt. Pieter weet met grote moeite zijn zwaar beschadigde jachtvliegtuig op Volkel te landen.
Pieter Cramerus emigreert na de oorlog naar de Verenigde Staten.