Ontstaansgeschiedenis van het VHK

Iets doen voor het vaderland. Je medemens helpen. Je loyaliteit aan de vorstin tonen. Oorlogstijd vraagt om uitersten van mensen. Lange tijd geldt oorlog als een strijd voor en door mannen, maar de Tweede Wereldoorlog brengt hier voor Nederland verandering in. Langzaam wordt de weg vrij gemaakt voor de eerste vrouwen in militaire dienst, dankzij een groep dappere pioniers. Eén van hen is Emmy Rutten-Broekman, die als Engelandvaarder bezet Nederland achter zich laat.

In recordtijd maakt Rutten-Broekman de oversteek naar Engeland. Op 6 augustus 1943 verlaat zij Nederland om per trein door te reizen naar het Franse Lunchon. Ze steekt te voet de Pyreneeën over, en weet uiteindelijk Lissabon te bereiken. In de Portugese havenstad stapt ze aan boord van een KLM-vliegtuig dat haar naar het Engelse Newquay brengt. Op 20 november 1943 bereikt ze haar bestemming: Londen. Ruim een maand later wordt hier het Vrouwen Hulpkorps (VHK) opgericht.

Als Engelandvaarder heeft Rutten-Broekman de vrijheid om te kiezen waar ze aan de slag kan. De keuze valt meteen op het VHK, waar commandante Cornelia Smit-Dyserinck haar in de staf opneemt. Het gloednieuwe korps staat nog in de kinderschoenen, maar één ding is duidelijk: het VHK moet een belangrijke rol gaan spelen tijdens, en vooral ná de bevrijding van Nederland.

Van initiatief tot verbandakte

Aan de daadwerkelijke oprichting van het hulpkorps gaat een jarenlang proces aan vooraf. Dit begint met de inzet van de Bond van Nederlandse vrouwen in Groot-Brittannië op 17 juli 1942. Bij de oprichting van het VHK is de belangrijkste gedachte: het korps moet na de bevrijding van Nederland worden ingezet om ongewapende humanitaire hulp te verlenen. De taken die de Bond weggelegd ziet voor het korps bedragen onder meer het repatriëren van mensen, hulp bieden aan ondervoede burgers en de opvang van kinderen verzorgen. Om dit zo goed mogelijk te doen, wil de bond hiervoor samenwerken met andere Nederlandse hulporganisaties.

Aangespoord door dit initiatief van de vrouwen zelf, legt de minister van Oorlog, Otto van Lith de Jeude, op 8 september 1943 officieel de doelstellingen van het Vrouwen Hulpkorps vast. De kern van het korps moet bestaan uit een aantal mobiele eenheden, die in de bevrijde delen van Nederland medische hulp kunnen verlenen. Naast deze rondreizende geneeskundige dienst moeten de korpsvrouwen de hongerlijdende bevolking bijstaan in de eerste levensbehoeften. Het eerste accent ligt op de bereiding en verstrekking van voedsel. Na het schetsen van deze doelstellingen richt Van Lith de Jeude uiteindelijk in december van datzelfde jaar in London officieel het Vrijwillig Vrouwen Hulpkorps op.

In die zomer verschijnen er in steeds meer kranten advertenties waarin vrouwen worden opgeroepen om zich aan te melden voor het korps. De vrouwen die meteen interesse tonen en daadwerkelijk lid worden van het VHK, behoren vaak tot de betere kringen. Veel van hen hebben voor de oorlog al een carrière als bijvoorbeeld typiste of verpleegster. Ook een opleiding hoger dan de huishoudschool is eerder regel dan uitzondering. Hoewel bijna de meerderheid van de vrijwilligsters van het VHK ongehuwd is, bestaat er ook een grote groep van getrouwde vrouwen.

Vergroot afbeelding Zwart-wit foto. Een vrouw in uniform poseert bij een groot voertuig.
Beeld: NIMH
Een lid van het Vrijwillig Vrouwen Hulpkorps voor een Bedfort QLD truck in Engeland.

In training

Begin 1944 starten de eerste trainingen van de vrouwen in het militaire kamp in Wolverhampton. Ook stafofficier Rutten-Broekman neemt deel aan de oefeningen. Het biedt haar de mogelijkheid om de nodige ervaring op te doen, om uiteindelijk de algehele leiding van de trainingskampen op zich te nemen. Om zich optimaal op die laatste taak voor te bereiden volgt zij een aanvullende training, waarbij zij les krijgt in colonne- en terrein rijden. Terwijl de vrouwen zich toeleggen op hun militaire opleiding, wordt op 25 april 1944 de eerste verbandakte getekend. Daarmee is de intrede van vrouwen bij de landmacht een feit.

Het blijkt voor het VHK al snel noodzakelijk om een deel van Wolverhampton permanent in gebruik te nemen. Daarom wordt Rutten-Broekman benoemd tot detachtementscommandante. Samen met een paar kwartiermaaksters vertrekt zij in augustus naar Wolverhampton om voorbereidingen te treffen voor de algehele mobilisatie naar het kamp. Met het in stelling brengen van de inmiddels 180 vrijwilligsters van het korps, krijgt ook elke vrouw een kakikleurig uniform uitgereikt. Van een uitgebreid rangenstelsel is nog niet echt sprake, al zijn er al wel onderscheidingstekens in gebruik. Stafofficier Rutten-Broekman draagt bijvoorbeeld één brede groene streep op rode ondergrond op de epauletten.

Vergroot afbeelding Zwart-wit foto van vier vrouwelijke militairen in uniform. Te zien is hoe een vrouw gezwachteld wordt.
Beeld: NIMH
Leden van het Vrouwen Hulpkorps tijdens een geneeskundige oefening in Wolverhampton.

Naar Nederland

Eind oktober komt dan eindelijk het bericht waar al zo lang naar is uitgekeken: de oproep tot inscheping! De oversteek gaat nu echt beginnen. Op 13 november komen de eerste vrijwilligsters van het VHK aan in Oostende. Vanuit deze Belgische havenstad vertrekt de colonne naar Brussel, waar het korps wordt gelegerd. Het commando staat onder leiding van 21st Army Group van generaal Montgomery. Over de uiteindelijke plaatsing van eenheden heeft generaal Kruls, als chef van de staf Militair Gezag, echter het laatste woord. Nadat iedereen zich in Brussel heeft geïnstalleerd, worden de stafofficieren uitgezonden naar al bevrijde gebieden, zoals Zuidwest Vlaanderen, Zevenbergsche Hoek, Eindhoven en Nijmegen. Aan hen de opdracht om op deze plekken polshoogte te nemen en informatie in te winnen. Een overzichtelijk beeld van de situatie moet ook duidelijkheid brengen waar het korps het meest nodig is, en dus ook ingezet moet worden.

Na de winter treft het korps de eerste voorbereidingen voor overplaatsing naar Breda. De Nassaustad is al enige maanden bevrijd en is geschikt bevonden als nieuwe uitvalsbasis voor het VHK. In april verplaatst het VHK zich naar kasteel Bouvigne, ten zuiden van de stad. Hier vinden alle te Breda geconcentreerde eenheden kwartier, en er wordt een opleidingscentrum voor de rekruten ingericht. Het bureau van het hoofdkwartier zetelt enkele kilometers verderop, op de Koninklijke Militaire Academie.

Vergroot afbeelding Zwart-wit foto. Een groep vrouwelijke militairen staat op een brug voor een poort van een gebouw.
Beeld: NIMH
Opleidingsschool Vrouwen Hulpkorps op het kasteel Bouvigne in Breda.

Op 10 mei ontvangen alle eenheden bericht dat zij de volgende dag moeten oprukken naar het doorgangskamp Ellekom. Van daaruit worden eenheden uitgezonden naar de vier grote steden in het westen van het land. Tegelijkertijd verhuist ook het hoofdkwartier van het korps naar Den Haag. Daar waar de Hongerwinter de hoogste tol eist, brengen de korpsvrouwen voedselpakketten rond, en proberen ze zoveel mogelijk broodnodige hulp te verlenen. De verpleegsters zijn bijna allemaal werkzaam in ziekenhuizen op de hongeroedeemafdelingen. Hongeroedeem (of waterzucht) is een aandoening bij kinderen die wordt veroorzaakt door een langdurig eiwittekort door slechte of eenzijdige voeding. Ook valt het korps niet langer onder het bevel van Western Command, maar onder het Netherlands Military Administration.

Kindertransporten

Eén van de belangrijkste werkzaamheden van het korps is misschien wel het begeleiden van de kindertransporten. In de zuidelijke provincies van Nederland komen zo’n tweeduizend kinderen in aanmerking om in Groot-Brittannië bij te komen van de oorlogsjaren. Daar kunnen zij rustig aansterken, zodat hun gezondheid kan herstellen van de hongersnood. Vanaf februari 1945 is het de taak van het VHK om deze transporten te begeleiden. Maandelijks worden ongeveer vijfhonderd kinderen naar Groot-Brittannië overgebracht. Daarnaast worden er ook kinderen naar België en Zwitserland begeleid. In het geval van de zuiderburen vervoeren de korpsvrouwen de kinderen zelfs in hun eigen auto’s.

Ook helpt het VHK met kindertransporten vanuit het bevrijde westen naar de noordelijke provincies van Nederland. Dit gebeurt bijvoorbeeld op 30 mei 1945. Bijna driehonderd kinderen uit Amsterdam worden overgebracht naar Harlingen, waar zij bij de lokale bevolking onderdak vinden. De kindertransporten duren tot en met januari 1946. Al die tijd blijft het VHK hierbij betrokken.

Evacuaties uit de Betuwe

Naast het begeleiden van kinderen, verleent het VHK ook hulp bij evacuaties. Door de nasleep van operatie Market Garden verlaten in november 1944 meer dan vijfduizend gezinnen uit de Betuwe huis en haard. Bij een daarvoor opgerichte doorgangspost in Neerbosch registreren leden van het korps de vluchtelingen. Dagelijks verzorgen en voeden de VHK’sters honderden evacuees. Waar nodig, krijgen burgers medische hulp. Verpleegsters verzorgen zieken in een speciaal ingericht noodhospitaal. Sommige evacuees worden tijdelijk overgebracht naar het Belgische Ath, waar zij verder kunnen herstellen. Het VHK regelt voor hen ziekenvervoer per ambulance en staat garant voor de gezondheid van deze patiënten tijdens de reis.

Operatie Infatuate

Ter voorbereiding op de bevrijdingsoperatie Infatuate bombardeert de Britse luchtmacht op 3 oktober 1944 de zeedijk van Westkapelle. Het doel? Een doorbraak van de zeedijk forceren, zodat Walcheren onder water komt te staan. Dit zou de Duitse eenheden in de problemen brengen. Het bombardement leidt echter niet tot dit resultaat. Daarom volgen er op 7 oktober nieuwe bombardementen, ditmaal op dijken ten westen en oosten van Vlissingen. Een bombardement op de dijk bij Veere vier dagen later zorgt uiteindelijk voor de gewenste doorbraak: alles ten westen van het Kanaal door Walcheren overstroomt.

Op 8 november capituleert het laatste Duitse garnizoen in Zeeland. Daarmee komt er een einde aan de bezetting. Door de onderwaterzetting van het gebied is de roep om hulp groot. Veel huizen staan onder water. Onder leiding van groepscommandante G. Sonneveld assisteert een eenheid van het VHK bij de evacuatie van ruim drieduizend bewoners. Per boot worden zij uit hun huizen gered en naar de doorgangspost in Middelburg gebracht. Hier worden ze vervolgens opgevangen en verzorgd door een andere eenheid van het VHK. 

Voedselhulp en ontluizing

Ook in andere delen van het land zijn VHK’sters actief om de hongerlijdende bevolking te voeden. Zo brengt een eenheid tot mei 1945 dagelijks voedsel rond in het Brabantse Oudenbosch en in de omliggende plaatsen. Ook wat oostelijker, in Eindhoven, reiken de korpsvrouwen dagelijks aan driehonderd mensen soep uit. Hier richten ze bovendien een noodhospitaal op in een voormalig schoolgebouw met plek voor tweehonderd zieken. Naast de verzorging, doet het VHK hier ook aan transportdiensten van medische benodigdheden. Ook aan de Eindhovense kinderen wordt gedacht. Elke korpsvrouw levert een deel van haar salaris in om zo veertig kinderen toch nog een feestelijke Sinterklaasmiddag te kunnen bezorgen.

  • Zwart-wit foto. Twee vrouwelijke militairen bieden een vrouw in een deuropening voedsel aan. Een man in burgerkleding houdt toezicht.
    Beeld: NIMH

    Twee leden van het VHK reiken voedsel uit aan een Rotterdamse vrouw, die het in de deuropening van haar woning in haar opgehouden schort in ontvangst neemt. Een controleur in burgerkleding houdt toezicht op de uitdeling.

De hulpverlening in Eindhoven is zeker geen uitzondering. Na de evacuatie van de Betuwe is er ook in Nijmegen elke dag voedselhulp. Aangezien de stad direct aan het front ligt, brengen leden van het hulpkorps het voedsel direct naar de schuilkelders van de stad. Na de bevrijding worden kleine klinieken opgericht, waar plaatselijke artsen samenwerken met verpleegsters en assistent-verpleegsters van het korps. Een week lang behandelen ze patiënten met schurft en luizen. Deze behandeling blijkt broodnodig, aangezien er in de schuilkelders een luizenplaag heerst. De VHK’sters zijn verantwoordelijk voor deze ontluizing, avond na avond, totdat de hele stad van deze beestjes gezuiverd is. Nijmegen is niet de enige stad waar dit speelt. Ook na de bevrijding is het VHK in verschillende steden, zoals Deventer, lange tijd druk met het behandelen van schurft en luizen.

Voor de voedselvoorziening zet het VHK een aparte transportcolonne in. De groep van twaalf chauffeuses beschikt over zes drietonners. Vanuit legeringsplaats Tilburg zijn zij verantwoordelijk voor de verspreiding van voedsel en kolen, bestemd voor de fabrieken en stedenvoorziening. In maart wordt de eenheid overgeplaatst naar Roermond.

Vergroot afbeelding Zwart-witfoto van twee vrouwen in uniform voor een houten huisje met 'Ladies' erop geschilderd. Ze bevinden zich in een woestijnachtige omgeving.
Beeld: NIMH
Twee leden van het VHK voor de 'Ladies' in Ataka, Egypte.

Na de oorlog

Na de Tweede Wereldoorlog wordt het VHK nog een aantal keer ingezet, Zo is een groep VHK'sters werkzaam in Egypte, waar zij helpen bij de repatriëring van Nederlanders uit voormalig Nederlands-Indië. Ook tijdens de Korea-oorlog worden twee korpsvrouwen ingezet, ditmaal als verpleegster. Bij Koninklijk Besluit wordt het VHK per 30 oktober 1951 opgeheven. Hiervoor in de plaats komt de Milva, de Militaire Vrouwen Afdeling.

Door Tessa Mulders