Anne van Trikt
“You were all very nice, but by God am I glad to see you go”
Met deze woorden neemt de Britse kapitein van Landing Ship Transport 159 afscheid van de leden van het Vrouwen Hulpkorps (VHK) tijdens het ontschepen op 14 november 1944 in Oostende. Eén van hen, de 39-jarige Surinaamse verpleegster Anne van Trikt, onderschrijft deze uitspraak van harte. Ze kan niet wachten om als VHK’ster haar handen uit de mouwen te steken om hulp te gaan verlenen aan de pas bevrijde delen van Nederland. Ze heeft dan al een lange weg afgelegd, die in juni 1944 in Suriname begint met haar aanmelding bij het VHK.
Hulpacties
Tijdens de Tweede Wereldoorlog trekken veel Surinamers zich het lot aan van de burgers in het bezette Nederland. Door hun verbondenheid met Nederland en het koningshuis zijn velen van hen bereid om het moederland te helpen. Er vinden spontaan hulp- en inzamelingsacties plaats. In 1940 wordt bijvoorbeeld het Spitfirefonds opgericht om geld in te zamelen voor de aankoop van deze jachtvliegtuigen. Dit blijkt een groot succes, want op 18 december 1940 stuurt de gouverneur van Suriname, Johannes Kielstra, een telegram naar koningin Wilhelmina waarin hij meldt dat er 38.000 gulden is opgehaald.
It's a long way
In Suriname worden ook wervingsbijeenkomsten voor het VHK gehouden. Hiervoor reist VHK’ster van het eerste uur Marie Knapper eind mei 1944 naar het land om lezingen te houden en vrouwen te rekruteren. Van Trikt woont één van Knappers lezingen bij en raakt geïnspireerd. Ze meldt zich in juni meteen aan bij het korps. Zij wil zich als verpleegkundige dienstbaar maken, vertelt ze jaren later in een interview. Na een strenge selectieprocedure blijft Van Trikt samen met negen andere Surinaamse vrouwen over.
Per KLM-vliegtuig vertrekt dit selecte groepje naar Curaçao waar nog tien Antilliaanse vrouwen zich bij hen voegen. Hier begint Van Trikt in augustus op marinebasis Parera aan een militaire opleiding. Na tien dagen vertrekt de groep met het stoomschip Cottica in konvooi naar New York. Van daaruit reizen de VHK’sters op 23 september 1944 met de Queen Elizabeth naar Groot-Brittannië. Eind september arriveert de Queen Elizabeth in de haven van Glasgow. De groep zet de lange reis per trein voort. Voorlopig eindpunt is Wolverhampton, een stad in de West-Midlands, waar de vrouwen begin oktober neerstrijken. Hier bevindt zich het opleidingskamp van het VHK.
Legering in dit kamp betekent een verdere militarisering van de VHK’sters: het blauwe Rode Kruis-uniform maakt plaats voor het Britse kakiuniform. In het kamp slapen de VHK’sters in stapelbedden. Ze kunnen niet naar buiten kijken; de ramen van de slaapvertrekken zijn verduisterd vanwege de Duitse luchtaanvallen en bombardementen. Het dagschema bestaat uit reveille om half zeven ’s ochtends, vervolgens ochtendgymnastiek, ontbijt, cursussen over gedrag en boobytraps, gasmaskeroefeningen, corvee en werkzaamheden in het hospitaal.
Lenigen van noden
Na ruim een maand vol trainingen vertrekt Van Trikt op 13 november 1944 dan eindelijk met Landing Ship Transport 159 naar Oostende. Over land reist ze via Brussel verder naar het pas bevrijde Zuid-Nederland om daar hulp te bieden aan de oorlogsgetroffenen. De Slag om de Schelde is dan net afgelopen. Er is veel werk aan de winkel: van het verzorgen van gewonden, het besturen van kantine- en ambulancewagens tot het begeleiden van kindertransporten.
In het voorjaar van 1945 steken de geallieerden de grote rivieren over en begint de bevrijding van de rest van Nederland. In het kielzog van de Canadezen, trekt ook de unit VHK’sters van Van Trikt in mei 1945 Amsterdam binnen. In de net bevrijde hoofdstad verpleegt Van Trikt in het Wilhelmina Gasthuis veel ondervoede patiënten. Velen halen de volgende morgen niet, wat Van Trikt bijzonder raakt.
Terug naar Suriname
Na de oorlog keert ze, met het aan haar toegekende Oorlogsherinneringskruis, terug naar Suriname. Van Trikt pakt de draad van haar oude leven weer op en gaat als verpleegster in ’s Lands Hospitaal werken. In 1953 trouwt ze in Paramaribo met Henry Pool. Ze is ervan overtuigd dat ze als VHK’ster veel heeft kunnen betekenen, maar ze weet ook zeker dat ze nooit meer een oorlog wil meemaken.
Door Paulien Schuurmans