Nederlands aandeel in United Nations Mission in Ethiopia and Eritrea (UNMEE)
De Stand-by Forces High Readiness Brigade (SHIRBRIG) was een samenwerkingsverband van meerdere VN-lidstaten. Deze leverde een belangrijk deel van de militaire component van de vredesmacht. UNMEE stond onder bevel van de Nederlandse generaal-majoor Patrick Cammaert.
De Nederlandse regering besloot op 13 oktober 2000 met een versterkt mariniersbataljon (in SHIRBRIG-verband) aan UNMEE deel te nemen. Het bataljon was versterkt met 4 Chinook-transporthelikopters, een veldhospitaal en een logistieke compagnie. Het bataljon werd ingezet in de centrale sector van UNMEE. Die besloeg hemelsbreed ongeveer 250 kilometer van west naar oost en 200 kilometer van de meest zuidelijk locatie (Adrigrat) tot aan de Eritrese havenplaats Massawa.
Samenstelling bataljon
De Verenigde Naties vonden dat het bataljon in de centrale sector van UNMEE uit 4 versterkte compagnieën moest bestaan. Het mariniersbataljon telde er 3 en werd dan ook versterkt met een Canadese ‘compagnie’ (530 militairen). Het Netherlands-Canadian Battalion (NECBAT) was hiermee een feit. De commandant van het mariniersbataljon was ook commandant NECBAT en sectorcommandant. Het sectorcommando werd uitgebreid met een Slowaakse mijnenruimcompagnie, enkele Franse officieren, meer dan 70 militaire waarnemers en een aantal politiek adviseurs. Ondertussen was eind juli 2000 al wel een Nederlandse kolonel als hoofd van een liaisonteam naar de Eritrese hoofdstad Asmara vertrokken. Het amfibisch transportschip Hr.Ms. Rotterdam ondersteunde het NECBAT in de opstartfase.
Het bataljons- en sectorhoofdkwartier, de B-compagnie en een Nederlands verkenningspeloton werden in Adigrat geplaatst. Dat was de enige bataljonslocatie in Ethiopië. De A-compagnie kwam in Adi Quala en de C-compagnie in May Mine. De Canadese H-compagnie en het Canadese verkenningspeloton werden in Senafe ondergebracht. De ondersteunende eenheden en het helikopterdetachement bouwden hun kampin Dekemhare. Hier vestigde zich ook het Nederlandse contingentscommando.
Operationeel
De eerste Nederlandse eenheden waren op 11 december operationeel in de gedemilitariseerde zone (Temporary Security Zone: TSZ). Dat was bijna 2 maanden eerder dan de Jordaanse en Keniaanse bataljons van UNMEE. De inzet van NECBAT kende een belangrijke onderbreking op 18 april 2001. Dit was de dag waarop de TSZ door de force commander werd vastgesteld.
Het accent lag vóór die datum op het monitoren van militaire activiteiten van de Eritrese en Ethiopische strijdkrachten. Dit deed UNMEE zowel binnen als buiten de TSZ. In de periode van 12 februari tot 18 april werd daarnaast toegezien op de terugtrekking van de militaire eenheden van beide landen uit de TSZ.
Terugkeer
Na 18 april had NECBAT zijn handen vol aan de terugkerende bestuurders, politiefunctionarissen en groepen gewapende burgers (militie). Vanaf 10 mei volgden tienduizenden ontheemden die hun woningen weer opzochten.
In de maanden mei en juni richtte NECBAT vooral de aandacht op het Irob-gebied, nabij Senafe. Hier verbleef een groot aantal Ethiopische eenheden. De regering van Eritrea weigerde de TSZ officieel te erkennen. Daarvoor waren twee redenen. In de eerste plaats verbleven er nog steeds Ethiopische troepen in het Irob-gebied. In de tweede plaats wilde Eritrea grote aantallen militie in de TSZ ontplooien.
Rust keert terug
De rust in het gebied keerde terug na een toename van het aantal patrouilles en de inrichting van een pelotonslocatie in Monoxito. NECBAT droeg op 11 juni 2001 de gebiedsverantwoordelijkheid over aan een Indiaas bataljon. De laatste militairen van NECBAT verlieten op 22 juni het operatiegebied.